Ik ben opgegroeid met Donald Duck. Of eigenlijk met dé Donald Duck, het vrolijke weekblad. Mijn opa en oma hadden daar lang een abonnement op gehad, er lag altijd wel een stapel Ducks in de woonkamer. Toen ik negen jaar was kregen we zelf een abonnement. Wat een genot!
Ik kreeg al snel door dat er goede en minder goede verhalen in de Duck stonden. Sommige verhalen van de titelheld waren briljant, andere op zijn best middelmatig. En die heel goede verhalen, die leken wel van dezelfde tekenaar te zijn. Want dat Walt Disney niet zelf al die verhaaltjes had getekend, dat had ik inmiddels ook wel begrepen. Maar wie was deze mysterieuze Duck-meester?
Het mysterie was in de VS al zo rond 1960 opgelost. Ook daar was het lezers opgevallen dat er één tekenaar met kop en schouders boven de rest uitstak. Hij werd The Duck Man genoemd, en de Good Duck Artist. Achter die eretitels ging Carl Barks schuil. Hij begon al in 1935 voor Disney te werken, in eerste instantie bij de filmstudio. In de jaren veertig verschoof zijn werkterrein naar de tekenstrips.
In een kleine 25 jaar bedacht Barks onder andere Duckstad, oom Dagobert Duck, neef Guus Geluk, de nichtjes van Katrien, uitvinder Willie Wortel en zijn hulpje Lampje, de Zware Jongens, Zwarte Magica, Govert Goudglans, en niet te vergeten de Jonge Woudlopers.
De honderden verhalen die Barks schreef en tekende worden sinds 2011 opnieuw gepubliceerd door de Amerikaanse uitgever Fantagraphics, in min of meer chronologische volgorde. We zijn ongeveer op de helft.
Nu herlees ik de verhalen die ik als kind in de Donald Duck verslond. En wat een genot! Ze hebben niet aan kracht ingeboet, integendeel. Nu zie ik wat een geweldige tekenaar Barks was, wat een enorme visuele kracht hij had, wat een geweldig gevoel voor (komische) timing. Wat Laurel & Hardy deden voor de gefilmde slapstick, deed Barks voor de getekende versie daarvan.
En ik zie nu ineens de soms nauwelijks verhulde cynische knipogen naar snoeverij, hebzucht en machtsmisbruik. Barks deinsde er niet voor terug om de onhebbelijkheden van de Amerikaanse samenleving aan de kaak te stellen. Zijn helden zijn vooral anti-helden.
Ik zie ook de grote liefde die Barks had voor de wereld als een groter geheel. In diverse verhalen waarschuwt hij voor het ongebreideld uitbuiten van natuurlijke bronnen, roept hij op om te beschermen wat kwetsbaar is. En meestal weet hij die boodschap dan zo te verpakken dat je niet het gevoel hebt naar een ecodrammer te luisteren.
Zijn verhalen zijn geen sprookjes, zijn personages lopen krasjes op en trekken niet altijd aan het langste eind. Maar Barks is geen negativist. De humor en de verwondering staan voorop, pas daarna komt de boodschap.
Dat herlezen gaat geen moeite kosten, de komende tijd.