Voor volwassenen

Ik heb m’n hele lezende leven strips gelezen. Gelukkig hoorden mijn ouders, allebei zeer belezen, niet tot de pedagogisch bevindelijken voor wie strips zo’n beetje het afvoerputje voor de geletterde mensheid zijn. Dus las ik net zo goed Donald Duck als Tonke Dragt, net zo goed Bommel als Biegel. Nou goed, Bommel is natuurlijk ook literatuur. En eigenlijk is Donald Duck het óók, zeker de verhalen van Carl Barks. Maar daar gaat het me nu niet om…

Veel stripwerk ontdekte ik samen met schoolvriendje Ewout, die gelukkig in dit opzicht ook weinig conservatieve ouders had (hoewel ze wel bevindelijk waren).

Veel van onze strips betrokken we tegen kiloprijs op de Utrechtse markt, die in mijn herinnering toen nog elke woensdag op de Vredenburg was. Het waren tweede-, derde- of nog hogerehands albums, waarvan de handelaar soms de randen had bijgesneden om de ergste ezelsoren en vetvlekken te verbloemen, zodat de albums er in de boekenkast meteen uitsprongen tussen hun iets grotere broertjes. Er zaten vaak ook nietjes in de rug. Dat was een probaat middel om te voorkomen dat de bladzijden eruit vielen — een euvel waar stripalbums in die tijd nogal eens last van hadden — maar je kon er tijdens het lezen ook je vingers aan openhalen.

Voor nieuwe albums gingen we vaak naar De Meijroos, Strip- en Lektuurshop. Die was toen gevestigd in De Vinkenburg, een soort mini-promenade met één ingang in de Vinkenburgstraat en de andere op de hoek met de Oudegracht. Daar zat een fastfoodrestaurant, al wil mijn geheugen me niet meer vertellen of dat ook toen al de bekende Amerikaanse boogjes droeg. In ieder geval hing er bij De Meijroos altijd een vage frituurlucht, zodat bepaalde stripalbums bij mij nog altijd onwillekeurig een abstractie van frieten oproepen.

De Meijroos had ook een paar schappen met ‘volwassen’ strips, dat wil zeggen: strips die buiten de reguliere reeksen vielen, of die om wat voor reden dan ook op een ouder publiek gericht waren.

Daar ontdekte ik op een dag ook De auteursreeks van uitgeverij Dargaud, een serie losse verhalen van uiteenlopende auteurs, in hardcover albums op wat beter papier. Ze waren dan ook wat duurder dan ‘gewone’ albums, maar dan had je ook wat.

Enki Bilal, Ver van hier (Mémoires d’outre-espace), 1978

En in deze reeks ontdekte ik op een dag in april 1981 het album Ver van hier, van tekenaar/schrijver Enki Bilal. Ik was op weg naar Ewout, die in Bunnik woonde en die in april jarig was, dus misschien ging ik wel op verjaarsbezoek. In ieder geval heb ik het album niet als cadeautje meegenomen, het staat immers nog in mijn eigen boekenkast, maar ik heb het zeker voor het eerst in Bunnik gelezen.

Het album, dat in de originele taal Mémoires d’outre-espace heet, bevat acht korte verhalen die je het beste zou kunnen omschrijven als ‘Roald Dahl doet barokke SF’. Het zijn verhalen met een onverwachte en bizarre twist, die zich afspelen in de verre toekomst en niet per se op aarde.

Zo kon het dus ook!

Ik heb er m’n database nog eens eens op nageslagen: Ver van hier is inderdaad het begin van mijn ‘volwassen’ stripverzameling. Binnen een jaar ging ik vaker naar De Meijroos dan naar de stripboer op de markt. Drie jaar later wist ik zelfs mijn lerares Nederlands te overtuigen om me een stripverhaal op m’n leeslijst op te laten nemen, op voorwaarde dat het literaire kwaliteiten moest hebben (die ik dan uiteraard ook moest kunnen benoemen). Dat werd De falangisten van de zwarte orde, een verhaal van Pierre Christin getekend door dezelfde Enki Bilal. Ik weet niet meer of ik bewust koos voor Bilal, die me immers op het spoor had gezet, maar het had gekund.

Onlangs heb ik Ver van hier nog eens herlezen. En ik moet zeggen: als nog-net-geen-zeventienjarige had ik toch al een goed oog voor die dingen.

De Strip- en Lectuurshop verhuisde in 1994 naar de Oudegracht, en is afgelopen zomer definitief gesloten. Weer een stukje van m’n jeugd verdwenen… Maar de boeken van Bilal, en al die anderen die hem volgden, heb ik gelukkig nog dicht bij me, ondanks die eerste titel waarmee het begon.

Trage dans in twaalf delen

Deze tijd is goed voor de leeslijst, dat moet ik wel zeggen. Ik lees best veel. Ik moet ook toegeven dat ik de sombere en ingewikkelde boeken een beetje vermijd. Geen zin om m’n hoofd te vermoeien. Of eigenlijk vooral: zin om m’n hoofd een beetje af te leiden.

Meer dan twintig jaar geleden werd ik op het spoor gezet van A Dance to the Music of Time, een serie van twaalf romans van de Engelse schrijver Anthony Powell. De boeken waren verwerkt tot een vierdelige miniserie. De VPRO-gids constateerde dat het de makers wonderwel was gelukt de hele reeks te condenseren tot vier keer anderhalf uur televisie.

Dat verbaasde me wel een beetje. Powell werd in de gids aangeduid als ‘de Engelse Proust’. En Proust stond en staat nog steeds recht overeind als een onverfilmbaar schrijver. Hoe kon dat dan bij Powell wel zijn gelukt?

Ik bekeek de serie en ik was meteen verkocht.

De cyclus begint niet lang na de afloop van de Eerste Wereldoorlog, die dan nog als The Great War in de boeken staat. De verteller is Nicholas (Nick) Jenkins, afkomstig uit de upper-class, die gedurende een halve eeuw de wederwaardigheden volgt van zijn vrienden en familie.

Daar zitten memorabele figuren bij. Klasgenoot Kenneth Widmerpool bijvoorbeeld, een kostschooljongen uit een net iets te laag milieu, maar ook een enorme streber die zich weet op te vechten in de wereld en het zelfs brengt tot Chancellor van een universiteit — voordat hij ten onder gaat in de geestverruimende jaren ’60.

Of Charles Stringham, het volstrekte tegendeel van Widmerpool, romantisch, uit een rijke familie, maar tegelijkertijd een voortdurende misfit en verliezer. Oom Giles, een militair met een enigszins duister verleden die op onverwachte momenten het pad van Nicholas kruist. Sillery, de prototypische Oxford Don, die altijd op de achtergrond blijft en altijd aan alle touwtjes trekt.

Maar los van de intrigerende personages bestrijkt de cyclus ook een intrigerende periode in de recente geschiedenis. Als we Nick voor het eerst ontmoeten is het 1921, Europa bloedt na van de oorlog en in veel opzichten bevindt Engeland zich nog diep in de negentiende eeuw, zeker in de kringen waarin Nick zich begeeft.

Het verhaal eindigt in 1971, als de democratisering heeft toegeslagen en Engeland op het punt staat toe te treden tot de Europese Unie. De Engelse klassenmaatschappij is ingrijpend veranderd, maar niet in alle opzichten, zoals Widmerpool tot zijn schade en schande moet ontdekken juist als hij meent zijn plek te hebben veroverd.

Dat was mijn indruk van de televisieserie. Maar hoe zou dat dan in die boeken gaan?

Anthony Powell, A Dance to the Music of Time, twaalf delen gepubliceerd 1951–1975

Gelukkig was de tv-serie aanleiding om de boeken in vier omnibussen uit te brengen, die gemakkelijk te verkrijgen waren. Elke omnibus van drie delen kwam min of meer overeen met één van de tv-afleveringen.
De VPRO-gids had gelijk. De serie ís inderdaad een knappe weerslag van de boeken.

Natuurlijk gaat er wel wat verloren. Het belangrijkste is het tempo. Powell is net als Proust in staat om minutieuze beschrijvingen van ogenschijnlijk triviale gebeurtenissen te geven, zij het dat Powell ‘eenvoudiger’ maar daardoor ook toegankelijker schrijft. Wat dat betreft doet hij eerder aan Voskuil dan aan Proust denken, al heeft hij met Proust dan weer meer gemeen als het gaat om het waarnemen van diepgewortelde sociale structuren.

Het zijn geen ‘spannende’ boeken. Er gebeurt niet heel veel, het narratief kabbelt gestaag voort. En dat intrigeert mij mateloos.

Met Nick Jenkins had ik er plotseling een soort vriend-op-afstand bijgekregen. Iemand met wie je nu en dan even samenkomt en de laatste nieuwtjes en roddels uitwisselt, zodat je van elkaar het gevoel hebt dat je er persoonlijk ook bij bent geweest. Op enige afstand, dat wel.

A Dance to the Music of Time is in alle opzichten de perfecte lockdown-literatuur.