Ongeveer precies dertig jaar geleden verscheen het album Open van The Scene. Ik kocht het zodra het in de winkels lag.
The Scene, vond ik toen en vind ik nu nog steeds, is de beste Nederlandstalige rockband die er ooit is geweest.

Ik ontdekte The Scene een jaar of wat eerder, toen ik al kokende in mijn studentenkeuken op de radio het nummer Rigoreus voorbij hoorde komen: “En de klok zegt tik, tik / Tikt al mijn uren weg / Voor wie wacht komt alles steeds te laat.” Dat was waarschijnlijk in De Avondspits, het programma van dj Frits Spits, die ongemeen enthousiast kon worden als hij iets echt goed vond.
Eerlijk is eerlijk: ik weet niet meer of Frits Spits enthousiast was over The Scene, of over Rigoreus — de titel is verkeerd gespeld en daar zou taalmeester Spits over gevallen kunnen zijn. Ik was in ieder geval wel enthousiast. Kippenvel, dat was het, rigoureus en onverwacht.
Er waren toentertijd, begin jaren ’90, drie rockbands die in de moedertaal aan de weg timmerden. Nederland is nu eenmaal niet zo groot.
De Dijk was het populairst. Lekkere bluesrock die ergens een beetje aan The Rolling Stones deed denken, maar dan wat gezapiger. Ik was niet zo van The Stones, en ook niet zo van De Dijk.
Dan had je de Tröckener Kecks. Beetje hipper, beetje meer sophisticated, beetje alternatiever. De Kecks mocht ik wel.
En je had The Scene. Harde, rauwe rock. Op het eerste gehoor vrij rechtoe-rechtaan. Tot je echt naar de teksten ging luisteren.
Sodeju, dat was gewoon poëzie…
De Dijk, dat was ‘ik hou van jou, nu is het over, ik ben verdrietig’.
De Kecks, dat was ‘ik kijk in de spiegel en ik zie aan mijn ogen dat het over is’.
The Scene, dat was ‘iets houdt me vast en drukt me langzaam op mijn rug’.
Bam.
Gewoon poëzie, en dan ruig en ritmisch. Rauw, hees en teder.
Grappig genoeg werden de albums van The Scene in die tijd geproduceerd door Rick de Leeuw, frontman van de Tröckener Kecks. De albums van de Kecks werden intussen geproduceerd door Thé Lau, frontman van The Scene. Waarin een klein landje groot kan zijn.
Ik was niet zo’n concertbezoeker maar voor The Scene maakte ik graag een uitzondering. Met Pasen 1992 stond ik op Paasrock in de roemruchte Azotod in De Meern, waar ik nederpunkers De Heideroosjes zag (tja), De Dijk (nou vooruit, OK) en The Scene (wow).
Na Open volgden nog drie geweldige albums: Avenue de la Scene, de concertregistratie The Scene, en Arena. Dat laatste album was volgens velen niet zo toegankelijk, maar er staan prachtige nummers op.
Het hielp ook dat mijn lieve broer en toenmalig huisgenoot Diederik plotseling de lichtman van The Scene werd.
Op een zaterdagochtend zei Diederik: “Heb je wat te doen vandaag? Ik ga naar de fanclub-dag van The Scene, ga mee.” Ik was niet zo van de fanclubs, maar OK, niets te doen, The Scene altijd leuk, we zien wel.
De toegang was geen probleem want ik was de broer van de lichtman, maar omdat ik me een beetje bezwaard voelde om voor uitvreter door te gaan werd ik ter plekke lid van de fanclub Behind The Scene. Voor een tientje, meen ik.
Van tevoren was ik nog een beetje bang voor dweperige toestanden, maar niets van dat al. Er werd lekker aan de bar gehangen, en toen de band arriveerde voegden die zich even gemakkelijk aan de bar. Er werd afscheid genomen van toetsenist Otto Cooymans (een beetje een dingetje). Er werden cd-singles uitgedeeld van de eerste en achteraf ook laatste pogingen om de Duitse markt te veroveren (Diese Welt/Gefühl). En er was natuurlijk een optreden, met nummers van het net verschenen of nog te verschijnen album Marlene. Het was voorjaar 1998.
De kenner weet dan dat The Scene op dat moment al op weg was naar de uitgang. Na Marlene verscheen er geen Scene-album meer, afgezien van beste-vans en remakes met een enkel nieuw nummer. Schrijver-zanger en drijvende-kracht-achter Thé Lau deed nog wat solo-albums en toen kreeg hij kanker en ging dood. Mooier kunnen we het niet maken — zelf deed hij dat in ieder geval niet.
Een klein oeuvre bleef er achter. Maar het is wel het beste rock-repertoire dat er in het Nederlands is voortgebracht. Rauw, hees en teder.