Circonflexe

Onlangs overleed mijn vroegere leraar Frans, Job Schenkeveld. Ik had hem al een tijd niet meer gezien, hij was een beetje uit mijn gezichtsveld verdwenen.

Toen ik hem 45 jaar geleden leerde kennen was hij natuurlijk nog ‘meneer Schenkeveld’. Hij leerde mij en mijn klasgenoten de beginselen van de Franse taal aan de hand van een methode die On parle Français heette.

Ik heb geen warme herinneringen aan die boekjes. De lesjes waren een beetje saai, de illustraties bestonden uit krasserige schetsjes die in mijn ogen duidelijk niet bedoeld waren om afleiding te bieden. Ik was ook niet zo’n heel goede leerling. Talen lagen mij niet zo.

Maar de lessen van meneer Schenkeveld vond ik niet vervelend. Hij sprak met een enigszins nasale stem, die goed paste bij de nasale klanken die het Frans wel kende maar het Nederlands niet. “Un bon vin blanc,” dat was een goed zinnetje om die klanken te oefenen. Waarbij meneer Schenkeveld opmerkte dat de Fransen in het zuiden daar dan “ung bong ving blang” van maakten.

Dat wist ik al. Wij gingen ieder jaar op vakantie in Frankrijk, en vaak in het zuiden. Op één van onze vaste stekjes kwam de plaatselijke kruidenier dagelijks langs met een oude Citroën-bestelbus, zo’n grijs koekblik op wielen dat leek opgebouwd uit golfplaat. Hij heette Dédé, hij noemde zichzelf de snelste kruidenier van Frankrijk (of Europa of de wereld, dat weet ik niet meer), en hij had die Zuid-Franse ng-klank.

Dédé leek in niets op meneer Schenkeveld. Dédé liep op afgetrapte espadrilles en in bezwete blousjes of T-shirts, waar meneer Schenkeveld altijd netjes in pak was. Maar Dédé leefde dan ook in de bloedhitte van de Gard, waar hij in het dorpje Barjac zijn winkeltje had, terwijl meneer Schenkeveld te maken had met een gymnasium in aanmerkelijk koeler klimaat.[1] En het Frans-in-het-wild van Dédé klonk toch anders dan het Frans-in-de-klas van meneer Schenkeveld, nog afgezien van die ng-klanken.

Van verschillende kanten hoorde ik trouwens nog een typische Schenkeveld-anekdote, die bij mij naar een ver plekje in mijn herinneringen was afgedwaald. In het lesboek kwam deze zin voor: “Les chiens ne chassent pas les chats parce-que en France les chiens et les chats sont amis”. Meneer Schenkeveld kon die zin met de nodige ironie in zijn stem voordragen.

Hij hield van Frankrijk, dat was wel duidelijk. Het was herkenbaar, mijn ouders waren ook van die slag.

Meneer Schenkeveld was ook niet vies van de Franse stripcultuur. Ik leende hem eens een boek over Astérix. Dat raakte zoek in de lerarenkamer. Hij vond dat zó vervelend dat hij er nog jarenlang, als we elkaar weer eens tegenkwamen (en hij voor mij inmiddels niet langer ‘meneer’ maar Job Schenkeveld was geworden), zijn excuses voor maakte.

Met één ding sloeg hij de plank echt mis. Van hem hoefde we niet meer te leren waar de accent circonflexe geplaatst diende te worden, het ‘accent dakje’. Dat had zijn langste tijd wel gehad, meende hij, en het zou de eerstvolgende spellingshervorming wel niet meer overleven. Bien sûr!

Toen ik in de vierde klas bleef zitten en te maken kreeg met een nieuwe docent Frans, bleek dat een ernstig probleem. Ik miste vier jaar aan circonflexes. De nieuwe docent was onverbiddelijk: dat was mijn probleem, niet het hare, en ze weigerde zelfs maar een overgangsperiode te accepteren. En iedere gemiste circonflexe was een fout. Mijn cijfers Frans, die toch al geen ereplaats verdienden in de trofeeënkast van huize Ruules, kelderden nog verder. Ik was niet echt van plan geweest om Frans aan te houden, maar na deze nare ervaring (en trouwens niet alleen deze) liet ik het vak vallen als een baksteen.

Daar heb ik later wel spijt van gehad. Maar gelukkig namen mijn ouders mij nog steeds op sleeptouw naar Frankrijk, waar ik zelfs een zomer de receptie van een Franse camping bemande. Die weken Frans-in-het-wild bleken een heel stuk leerzamer dan vier jaargangen On parle Français, alle inspanningen van meneer Schenkeveld ten spijt — al had ik dankzij hem natuurlijk wel een solide basis.

Tegenwoordig kan ik me in Frankrijk heel behoorlijk redden. Franse stripverhalen koop ik nu alleen nog maar in het Frans, zo’n snob ben ik inmiddels. En ik moet zeggen dat het lezen van Le Seigneur des anneaux (jawel, The Lord of the Rings) mijn Frans ook zeker geen kwaad heeft gedaan.

Job Schenkeveld heeft me mijn schoolse afscheid van ‘zijn’ taal nooit kwalijk genomen, voor zover ik dat kan beoordelen. Hij vertaalde zelfs een stukje van een tekst van mij uit de schoolkrant voor een repetitie of schoolonderzoek in een hogere klas. Daar was ik toch wel een beetje trots op.

Ook in later jaren, als we elkaar weer eens tegenkwamen bij een reünie of het afscheid van een pensioengerechtigde collega, maakten we altijd even een praatje.

Helaas heeft hij de ondergang van de circonflexe niet mee mogen maken. Ik heb inmiddels wel geleerd waar ze zoal moeten staan.

Noten

  1. Lang nadat wij Barjac en Dédé bezochten, streek de kunstenaar Anselm Kiefer neer in Barjac. Ik stel me zo voor dat die zijn flesjes wijn bij Dédé kocht…