Zoek Krabbé

Jeroen Krabbé is weer op zoek naar een kunstenaar. Dit keer is het Marc Chagall, een man die in Wit-Rusland werd geboren in diepe armoede, twee wereldoorlogen en de Russische revolutie van dichtbij meemaakte, en een carrière had met enorme pieken en diepe dalen.

Ik kijk graag naar Krabbé. Ook bij zijn vorige zoektochten, naar Van Gogh, Picasso en Gauguin, werd ik blij van zijn enthousiasme. Dat ik het werk dat hij uitvlooit kan waarderen zal vast wel helpen, maar ik kijk toch ook graag naar Krabbé.

Niet iedereen denkt er zo over. NRC-recensent Arjen Fortuin schreef op 18 maart een nogal zurig stukje naar aanleiding van de eerste aflevering over Chagall. Hij verweet Krabbé ijdelheid, met als dieptepunt het tonen van de tekening die de elfjarige Jeroen maakte na een bezoek aan een Chagall-tentoonstelling. Blijkbaar stond Jeroen K centraal, niet Marc C.

Ik geloof onmiddellijk dat Krabbé niet vrij is van ijdelheid. Maar wat is er mis met een verteller die zijn langdurige begeestering met het onderwerp toont? Als de man nou om de drie minuten zijn eigen werk stond aan te prijzen was het een ander verhaal. Ik heb nu vijf afleveringen gezien (op NPO Start Plus vooruit gekeken), en afgezien van die ene tekening heb ik Krabbé niet kunnen betrappen op schaamteloze zelfverheerlijking. Met die tekening had ik trouwens ook geen probleem.

Voor mij had die tekening een functie, namelijk dat een kind zo geraakt kan worden door een kunstwerk.1 Dat thema komt later, in de vijfde aflevering, terug. Dan gaat het over Chagall die, min of meer in ongenade gevallen bij het nieuwe revolutionaire bewind in Rusland, zich terugtrekt in een kolonie voor dakloze weeskinderen. Daar geeft hij schilderles, en aan de foto’s te zien vinden de kinderen het prachtig. Als je Krabbé bij die scènes iets kunt verwijten, is het dat hij níét de lijn terugtrekt naar zijn eigen kindertekening.

Ik vermoed dat we nog wel wat ‘ijdelheid’ gaan krijgen. Want al in de eerste aflevering vertelt Krabbé dat hij een tijdlang genoeg had van Chagall, maar dat hij hem weer heeft teruggevonden. Daar ben ik wel benieuwd naar.

Want ik zie een dolenthousiaste man, die het volgens mij een cadeautje vindt dat-ie met zijn ouwe rode Volvo door Europa mag rijden om daar de meest uiteenlopende plekken te bezoeken. Die bijna tranen laat van vreugde als hij in het restauratieatelier van het Stedelijk Museum oog in oog komt te staan met één van de bekendste werken van Chagall, geschilderd op een tafellaken. Ik zou het ook wel willen — maar ik heb een ouwe blauwe Volvo en helaas iets minder naam dan Jeroen Krabbé, dus laat ik me graag door hem op sleeptouw nemen.

Het zal best dat een deel van het enthousiasme gespeeld is, Krabbé is tenslotte behalve kunstenaar ook acteur. Maar dan speelt-ie het goed, en dat mag — van mij.

Van mij mag-ie na Chagall ook weer op zoek naar andere kunstenaars. Ik teken ervoor.

Noten

  1. Ik wil hier wel even mijn eigen ijdelheid tentoonspreiden: Toen ik nog een stuk jonger was dan Jeroen bezochten wij een tentoonstelling van Karel Appel in het Centraal Museum. Ik was zo gegrepen door dat werk, dat ik thuis ook meteen ‘een Appel’ heb gemaakt. Al moet ik toegeven dat ik toen meer gefascineerd was door de techniek dan door de vorm. Ik wilde ook de verf wel op het doek smijten…