Ooit was ik de coördinator van de schoolkrant. Dat was de gedemocratiseerde aanduiding voor ‘hoofdredacteur’, want ‘hoofdredacteur’ suggereerde een machtspositie, maar een coördinator was slechts een primus inter pares. Een passende titel, op een gymnasium aan het begin van de jaren ’80 van de vorige eeuw.
Ik moest aan mijn schoolkrantdagen denken terwijl ik las in Alles komt goed van Rob van Essen. Daarin haalt één van de hoofdpersonen herinneringen op aan haar eigen schoolkrant en de bijbehorende redactiebegeleider, een leraar die blijkbaar een oogje in het zeil moest houden.
Onze schoolkrant heette ’t Berkeblad en werd enkel en alleen door leerlingen gemaakt. Wij vonden dat heel gewoon, maar dat was het allerminst. Dat ontdekte ik toen ik, in mijn rol als coördinator, werd benaderd door een landelijke organisatie van scholieren.
(Tekst gaat verder onder de afbeelding.)

(tekening van mijn hand)
Ik weet niet meer hoe dat contact tot stand kwam. Het internet bestond nog lang niet, telefoons zaten met op zijn minst een draad vast aan een muur en niet in broekzakken van scholieren. In mijn hoofd werd er gebeld naar de school, en werd ik door de conciërge of zijn hulp daarvan in kennis gesteld. Het kan ook zijn dat er iemand op bezoek kwam.
De contactpersoon was een meisje uit Amsterdam. Of wij op onze school behoefte hadden aan ondersteuning bij het maken van de schoolkrant? Nee, ik had niet de indruk dat wij dat nodig hadden.
Of we een goede verhouding hadden met de redactiebegeleiding? Daar moest ik even over nadenken, dat begrip kende ik namelijk niet.
Iemand uit het docentenkorps, iemand die een vinger aan de pols hield? Nee, die hadden wij niet.
Daar was zij op haar beurt even stil van. Echt niet? Nee, echt niet.
Maar dan zouden de leraren toch zeker wel eerst inzage krijgen in de schoolkrant voordat die werd verspreid? Nee, de schoolkrant werd verspreid als-ie klaar was, en dan werd er natuurlijk ook een stapeltje neergelegd in de lerarenkamer, maar dat was het dan ook wel.
Wij waren daarmee, zo begreep ik, een nogal bijzondere school, met een bijzondere schoolkrant. Daar kon ik het alleen maar mee eens zijn.
Wij hadden grote vrijheid, en de naamgever van de schoolkrant, rector Lucas Berk, vond dat een groot goed.
In mijn tijd heeft hij slechts éénmaal ingegrepen. De schoolkrant was laat op vrijdagmiddag verspreid. In het weekend werd ik thuis gebeld door de rector. In de krant stond een stukje van een (anonieme) leerling, waarin nogal grof werd uitgehaald naar een bepaalde leraar. Dat ging de rector te ver.
Ik las het stukje nog eens over. Tja, het was inderdaad gewoon een botte scheldpartij. Ik had me niet heel erg bemoeid met de pagina waar het stukje op stond (die was door een andere redacteur op stencil getypt) en had het dus ook slechts diagonaal bekeken voordat het nummer werd gedrukt. Maar zou ik het zelf hebben geplaatst als ik die pagina en het stukje zelf had getypt? Misschien, maar misschien ook wel niet. We plaatsten ook niet alle kopij die binnen kwam.
De rector drong aan. Hij hoefde niet te weten wie het geschreven had, maar het stukje moest eruit. Ik gaf toe. Op maandagochtend verscheen ik al vroeg op school om de nog rondslingerende exemplaren van de schoolkrant te verzamelen. De krant verscheen een paar dagen later opnieuw, met een lege plek waar eerst dat stukje had gestaan.
Ik was er niet trots op, maar ik was er ook niet heel erg van ondersteboven. Het wás een slecht stuk, alleen bedoeld om te kwetsen, en ik hád het zelf ook tegen kunnen houden.
Op andere momenten verdedigde de rector ons juist. Toen er een persiflage op het Onze vader werd gepubliceerd, onder de titel Onze rector, schoot dat een aantal ouders in het verkeerde keelgat — het was tenslotte wel het Christelijk Gymnasium Utrecht. Zij eisten dat de rector zou ingrijpen en de schoolkrant zou laten intrekken. De rector weigerde. Het stuk was misschien een beetje flauw maar niet schokkend, en de schoolkrant was het domein en de verantwoordelijkheid van de leerlingen die de redactie voerden. Hij wilde er desnoods op aandringen dat de klagers in een volgend nummer ruimte kregen om hun grieven te uiten, maar verder ging hij niet. Die reactie kwam er bij mijn weten nooit.
(Tekst gaat verder onder de afbeelding.)

(tekening van mijn hand)
Grappig genoeg kreeg ik zelf kritiek op een voorpagina die ik had getekend. Ik had de toenmalige coördinator afgebeeld, mijn voorganger Liang, op een filmposter onder de titel ‘Het BBbeest’ — dat was namelijk het thema van dat nummer: ‘het beest’. Er waren mensen die vonden dat ik te ver was gegaan, je kon toch niet zomaar iemand als beest afschilderen. Maar het idee was van Liang zelf gekomen. En ik was best trots op het portret, dat ik met pen en penseel in oostindische inkt had gemaakt naar een pasfoto die Liang me had gegeven.
Ik was sowieso best trots op onze schoolkrant. En op onze rector, die dat allemaal maar goed vond.