Aanstaande mei is het precies twintig jaar geleden dat ik voor het eerst een boek las van de Engelse schrijver Terry Pratchett. Een vriendje van me, net als ik liefhebber van science fiction en fantasy, tipte me en leende me de eerste twee delen van de Discworld-serie.1
Ik was verkocht, in goudkleurig cadeaupapier met een grote glimmende strik eromheen.
Ik zou hier nu kunnen gaan vertellen waar Discworld allemaal over gaat, maar het is onbegonnen werk. Pratchett schreef 41 delen van de serie, voordat hij vijf jaar geleden overleed. Elk van die boeken is op zijn minst ‘goed’, de bulk is ‘erg goed’, een behoorlijk deel ‘geweldig goed’. Met de beschrijvingen van de personages die de boeken bevolken zou je op zichzelf al een boek zou kunnen vullen — en dat is uiteraard ook gedaan.
De Discworld is een platte wereld, een schijf die wordt gedragen door vier reusachtige olifanten. Die staan op hun beurt op het schild van gigantische schildpad A’Tuin, die langzaam door de ruimte peddelt. Op Discworld is het primaire element narrativium, de substantie van story, en van daaruit volgt al het andere. Magie is een alles doordringende kracht.
Tot zover niets bijzonders in fantasy-land, zou je zeggen.
De kracht van Pratchett is dat hij van Discworld een prachtige toverspiegel heeft weten te maken, waarin we voortdurend naar onszelf zitten te kijken. De bewoners van Discworld tobben met dezelfde existentiële vraagstukken als wij, maar dan vertaald naar een wereld die wordt gedreven door narrativium en magie.
Sommige boeken spelen zich volledig af in de megapolis Ankh-Morpork.2 Andere in het verre achterland, waar de magie in goede banen wordt geleid door de heks der heksen Granny Weatherwax. Sommige boeken nemen een historische of moderne ontwikkeling op de korrel: de filmindustrie, de muziekbusiness, de opkomst van communicatietechnologie. De (geo)politiek, religie, racisme, het komt allemaal voorbij.
Pratchett is overigens al vanaf het begin van de serie uitgesproken inclusief geweest: zijn krachtigste personages zijn mannen, vrouwen, kinderen, dwergen, een orang-oetan, een weerwolvin, allemaal zonder onderscheid. En de Dood.
Pratchett is de serieuze vragen nooit uit de weg gegaan. De Dood is een personage die in vrijwel elk boek terugkomt. De Dood is inderdaad een skelet gekleed in een lange mantel en hij draagt altijd een zeis en een zandloper. Maar de Dood rijdt ook op een paard dat Binky heet, hij heeft een eigen huis waar de huiselijkheid hoogtij viert, ook al is dan die alleen in grijstinten, en waar de keuken wordt bestierd door de chagrijnige huisknecht Albert.
Hoewel Pratchett wat zuiniger omspringt met zijn personages dan George R.R. Martin (de schrijver achter Game of Thrones) is niet iedereen een lang leven beschoren. Er gaan mensen dood op de Discworld, en dat is niet altijd leuk, ook al heeft de Dood altijd een luisterend eh… oor voor degenen die hij ontvangt. Toen Granny Weatherwax de Dood in het laatste deel ontving, zal er over de hele wereld in heel wat huiskamers een traan gelaten zijn.
En toch: de boeken van Pratchett zijn optimistisch, humoristisch, en bovenal humanistisch. Ik ken eerlijk gezegd geen schrijver die zijn werk zo volslagen heeft doordrenkt van humanistische principes. Hij is wel een moderne Charles Dickens genoemd, maar ik vind een vergelijking met Shakespeare ook niet onterecht, gezien zijn enorme reikwijdte van hoge tot lage cultuur, van drama tot komedie, met een groot oog voor het menselijk tekort.
Grote woorden misschien, maar in mijn ogen is Terry Pratchett één van de grootste schrijvers van onze tijd. De fantasy waarin hij zijn literatuur verpakte zal voor een deel van het publiek een belemmering zijn. Maar laten we wel zijn: hoeveel mensen lezen er tegenwoordig nog met enige regelmaat een Dickens of een Shakespeare? Voor echte literatuur moet je ook een beetje moeite wíllen doen.
Noten
- In het Nederlands heet de serie Schijfwereld. Over de vertalingen heb ik verschillende meningen gehoord, maar ik heb er nooit één gelezen. ↩
- De grootste universiteit van Discworld is te vinden in Ankh-Morpork en heet Unseen University. Inderdaad: de UU bestond in een ander universum al lang voordat de Rijksuniversiteit Utrecht zich zo ging noemen. Deze UU wordt bevolkt door magiërs die mutatis mutandis verdraaid veel lijken op onze eigen wetenschappers, in hun streberigheid en ongeremde drang tot onderzoek. Zo wordt er geruzied over de vraag of het nou echt nodig is om een High Energy Magic-faciliteit te bouwen, en is er discussie over de vraag of schildpad A’Tuin voor eeuwig op weg is naar het oneindige (de steady state-theorie) of op zoek naar een partner (de Big Bang-theorie). ↩