Het feit

Taal, en het gebruik ervan, is een flexibel instrument, dat is een feit. Nettetaalgebruikers verzetten zich tegen het gebruik van ‘dan’ waar ‘als’ moet staan (en omgekeerd). Maar feit is dat die twee ooit gewoon uitwisselbaar waren. ‘Beter dan’ was toen niet beter als ‘beter als’ — en omgekeerd.

Maar ik moet toegeven dat het opschrijven van de vorige zin mij meer moeite kostte dan (nee, niet ‘als’) ik had verwacht. En ook het begin van deze alinea riep weerstand op. Dat zal ik uitleggen.

Bij een schrijfcursus raadde één van de docenten het boek De wil en de weg van Jan Brokken aan.[1] Dat bleek een verzameling van relatief korte stukjes te zijn. Sommige gaan in detail over een klein aspect van de techniek van het schrijven, andere zijn meer algemeen of lijken soms zelfs helemaal niet over schrijven te gaan. Ik heb er veel nieuwe inzichten in opgedaan.

Brokken waarschuwt onder andere voor slordig taalgebruik. Dat is iets anders dan fout taalgebruik. Slordig hoeft nog niet fout te zijn, maar het is wel slordig en dat stoort. Niet voor niets krijgen beginnende schrijvers voortdurend te horen dat ze hun teksten moeten herlezen, liefst hardop en niet meteen na het schrijven ervan, want dan vallen je ineens dingen op die je niet merkte toen je het opschreef. Herhalingen, stoplappen, kromme zinsconstructies, het ontbreken van een persoonsvorm — dat soort dingen.

Het woordje ‘maar’ komt heel veel voor in teksten, maar het is vaak helemaal niet nodig. Ik had het voorgaande zinsdeel bijvoorbeeld ook kunnen schrijven als “terwijl het vaak helemaal niet nodig is”. Die maar-overvloed gaat storen.

Nadat ik dat bij Brokken had gelezen ging ik er bij mezelf op letten. En inderdaad, ook ik was gewend te strooien met maars: weg ermee!

Passief taalgebruik, nog zo’n valkuil waar vooral ambtelijke schrijvers zich snel aan bezondigen. Als je er bewust op gaat letten, word je vanzelf met de neus op de feiten gedrukt. En soms ontkom je er niet aan…

Zo bouw je door de tijd heen een bibliotheekje op van woorden, uitdrukkingen, constructies die je wilt vermijden. Waaraan je je dus ook gaat ergeren als je ze bij anderen leest. Dan ga je erop letten, en dan blijkt het nog veel vaker voor te komen dan je al dacht.

Eén zo’n constructie waar ik inmiddels een behoorlijke hekel aan heb gekregen is ‘het feit dat’. Het doet een beetje ambtelijk aan, meer iets dat thuishoort in een proces-verbaal dan in een literaire tekst. Het pretendeert iets, een bepaalde status die er in werkelijkheid helemaal niet is.

Een voorbeeld uit de roman Amalia van Matthias Rozemond, waarover ik eerder blogde: “Het feit dat niemand haar goed doorgrondde […] leek bij te dragen aan haar faam.”[2] Je kunt ‘het feit’ hier prima weglaten: “Dat niemand haar goed doorgrondde leek bij te dragen aan haar faam.”

Begrijp me goed: de constructie is niet fout. Ik gebruik hem zelf ook wel eens. Hij stoort me alleen vaak, en dat vermindert het leesplezier. Zodanig zelfs dat ik meende dat Rozemond er wel erg kwistig mee strooide. Dat valt mee, ‘het feit dat’ komt precies tien keer voor in de roman. Maar in zeker de helft van die gevallen zou ik ‘het feit’ hebben laten vallen.

Inzichten veranderen, net als de taal. Op deze site komt ‘het feit dat’ drie keer voor, en in twee gevallen zou ik de tekst nu anders opschrijven. (Leuke prijsvraag voor de lezers: noem die twee gevallen, en hoe ze te vermijden.) Wie weet lees ik er over een paar jaar weer rustig overheen.

Ja, taalgebruik is een flexibel ding. Het beweegt mee met onze inzichten. En dat is een feit.

Noten

  1. Jan Brokken, De wil en de weg, uitgeverij Augustus, 2006. Zie bijvoorbeeld https://www.hebban.nl/boek/de-wil-en-de-weg-jan-brokken voor een recensie.
  2. Uit het hoofdstuk ‘Herfst 1621’

Quod licet bovi

De afgelopen week las ik de historische roman Amalia van Matthias Rozemond. De titelheldin is gravin Amalia van Solms, die in april 1621 in Den Haag arriveert als eerste hofdame van Elizabeth Stuart. Elizabeth is met haar man op de vlucht nadat deze protestantse koning van Bohemen door een katholieke overmacht uit Praag is verjaagd.

Matthias Rozemond: Amalia (2021)

Elizabeth wil door naar Engeland, waar haar vader James de troon bezet. Maar de tijden zijn roerig, het zal 40 jaar duren voor Elizabeth de oversteek kan maken.

Ook in Den Haag is het rumoerig. In 1619 is Johan van Oldenbarnevelt er door prins Maurits van Oranje terechtgesteld. Aan het twaalfjarig bestand komt een einde, de Spaanse troepen rukken op.

Amalia van Solms is 18 en ambitieus.

In de roman krijgt zij een verhouding met Willem van Oldenbarnevelt, een zoon van Johan. Via hem raakt zij zijdelings betrokken bij een complot om Maurits te vermoorden. Die aanslag wordt verijdeld, maar Willem ontkomt aan de beul en vlucht de grens over, en Amalia blijft buiten schot.

Het is Willem die er bij Amalia op aandringt om aan te pappen met Frederik Hendrik, de halfbroer van Maurits en zoon van Willem van Oranje (van wie Amalia een achternicht is). Dat doet ze, en zo wordt ze in 1625 na de dood van Maurits en haar huwelijk met de toekomstige ‘stedendwinger’ de machtigste vrouw van de Republiek.

En Amalia is nog steeds ambitieus. Ze staat in de roman ook nog steeds in contact met Willem, die haar adviseert in staatszaken. Bijvoorbeeld over de expeditie die de Spaanse zilvervloot moet kapen. Een plan dat (alweer, in deze roman) aanvankelijk jammerlijk mislukt door onverstandig handelen van Amalia, maar dat in tweede opzet alsnog slaagt dankzij Amalia.

Ze neemt het ook niet zo nauw met etiquette en regeltjes. Quod licet iovi non licet bovi, schoot mij onder het lezen door het hoofd: wat Jupiter vrijstaat, staat de koe nog niet vrij — als je hooggeplaatst bent kun je je dingen permitteren die de gewone man maar beter uit zijn hoofd kan laten.

Ik heb altijd gedacht dat dat een oude Romeinse wijsheid was. In het onderzoek voor dit stukje ontdekte ik echter dat de uitdrukking voor het eerst in 1826 opduikt in het werk van de Duitse schrijver Eichendorff.[1] Die heeft ze wellicht niet zelf bedacht, maar de kans is klein dat Amalia van Solms de woorden kende, laat staan ze op zichzelf betrok.

Amalia van Solms was een directe voorouder van onze eigen kroonprinses Amalia. Die prinses die onlangs 18 werd en dat vierde met een feestje dat niet zo verstandig was, vanwege de geldende coronamaatregelen. En dat was niet de eerste onverstandige handeling van de familie.

Er werd door stof gegaan, er werd sorry gezegd, soort van, en er werden verklaringen gegeven: de prinses werd 18 en dat was wel bijzonder, er kwamen onverwacht toch meer mensen dan waarop was gerekend. Ja, duh…

Ik zal toegeven: ik ben republikein maar ik doe er niets aan (om mijn grootvader te parafraseren [2]). Maar de koninklijke familie doet ook niet echt moeite om me van standpunt te laten veranderen. En iedere keer denk ik: ja, duh…

In de roman slaat Amalia nu en dan de plank mis omdat ze signalen heeft gemist, zoals bij de mislukte overval op de zilvervloot. En toch is ze overtuigd van haar capaciteiten.

Maar de roman-Amalia moet het doen met haar jongere zus als belangrijkste klankbord, en een verre minnaar met wie ze in code communiceert met tussenpozen van maanden of zelfs jaren. De moderne Oranjes leven in een heel andere wereld, ze kunnen voortdurend sparren met verstandige en goed-ingelichte mensen. En toch gaat het vrij regelmatig mis.

Is er dan niemand in hun buurt die kan uitleggen dat de tijden zijn veranderd? Dat júíst omdat je de eerste familie van het land bent, je je bepaalde dingen moet ontzeggen waar de gewone burger wel mee wegkomt? Dat die latijnse spreuk in deze omstandigheden is overgegaan in quod licet bovi non licet iovi?

De Romeinen kenden trouwens wel een verwante uitdrukking, die in het werk van de dichter Terentius voorkomt: aliis si licet, tibi non licet. Oftewel: als anderen iets mogen, mag jij dat nog niet. Die kun je naar beide kanten uitleggen. Maar hij loopt niet zo lekker.

Het is mogelijk dat Amalia van Solms hem heeft gekend.

Noten

  1. Wikipedia https://nl.wikipedia.org/wiki/Quod_licet_Iovi_non_licet_bovi
  2. Hij zei het tegen religieuze colporteurs en had het dan over arheïsme.

De wetten

Onlangs deed ik een training in het kader van mijn werk. Dat heeft tegenwoordig vooral te maken met de privacywetgeving (de AVG) en de toepassing daarvan bij ‘mijn’ faculteit Bètawetenschappen.

Deze training was bedoeld voor een officieel certificaat in de privacywetgeving. De trainer was een jurist, de meerderheid van de trainees ook. Ik niet.

Soms zakte de moed mij in de schoenen. ‘Mijn’ mensen zijn vooral exacte wetenschappers. Ik ben er zelf trouwens ook één. Zelden werd het verschil tussen harde bèta’s en juristen mij duidelijker dan gedurende deze training.

Nu en dan moesten we artikelen uit de AVG analyseren en dan uitleggen hoe die in de praktijk zouden uitpakken. Ik zat er meestal naast, en meestal omdat ik de tekst veel te letterlijk en veel te binair opvatte. 

Binair, dat is zo’n bèta-concept: iets is A, of iets is B. Voor wiskundigen en informatici zit daar dan echt helemaal niets tussenin. Voor natuurkundigen (dat is mijn clan) kan iets dan ook nog zowel A als B zijn. Dan is het niet ‘een beetje van A en de rest van B’, maar echt A en B tegelijkertijd. Dan noemen we de kat van Schroedinger en vinden we het erg interessant om daar iets diepzinnigs over te zeggen, liefst met de woorden ‘superpositie’ en ‘verstrengeling’ erin. Maar in de rechtszaal is dat allemaal geen stuiver waard.

Op enig moment zei de trainer dat hij ooit had overwogen om natuurkunde te gaan studeren, maar dat was veel te moeilijk en dus was het rechten geworden.

Ik heb hem hartgrondig ongelijk gegeven. Natuurkunde is echt veel eenvoudiger.

Kwantummechanica, het domein van Schroedingers kat, is al niet gemakkelijk. Maar ik moet er niet aan denken dat er ook nog eens juridische ideeën bijgemengd zouden worden.

Of neem de wetten van Newton, waar de meeste niet-natuurkundigen ook nog wel een redelijk intuïtief beeld van hebben, of in ieder geval een middelbareschoolherinnering. Kracht is massa maal versnelling. Snelheidsverandering is het gevolg van een kracht. Actie is reactie. En dan heb je het complete wetboek al bij elkaar.

Maar ik hoor de juristen al schamper lachen. Snelheidsverandering het gevolg van een kracht? Ja, als je redelijkerwijs kunt aannemen dat er kracht in het spel is geweest. Actie is reactie? Maar dan wel binnen de kaders die in het arrest van de Hoge Raad van twee jaar geleden zijn gesteld. En kracht is massa maal versnelling, maar beroep is altijd mogelijk (tot aan het Europese Hof).

Nee, echt, natuurkunde is véél eenvoudiger.

Maar ja, we hebben nu te maken met de AVG. Die gaat er niet over of Newton een appel zag vallen. Maar gelukkig was bij dat incident de privacy niet in het geding.

Denk ik.

Hoop ik…