Op 2 oktober 1950 verscheen de eerste aflevering van een stripje dat de auteur, ‘Sparky’, had bedacht onder de titel Li’l Folks: kleine luiden. De redacteuren van het syndicaat dat de strip had gekocht hadden, zeer tegen de zin van Sparky, de naam veranderd. In Peanuts. De rest is geschiedenis.
Sparky, dat was de bijnaam van Charles M. Schulz, die hij gebruikte voor de cartoons die hij eerder had getekend, ook onder de naam Li’l Folks. Schulz was 27 toen de eerste Peanuts het licht zagen. Hij zou de strip persoonlijk blijven schrijven en tekenen tot en met de allerlaatste aflevering, die in 2000 verscheen. En al die tijd bleef hij moeite houden met die toegewezen naam, Peanuts.
Mijn kennismaking met de Peanuts was in 1971, toen ik voor mijn verjaardag het boekje Een maaltje Charlie met Snoopy toe kreeg. Het was een pocket met gekleurde bladzijden, er verschenen er een aantal van maar ik heb alleen die eerste.
De grappen in het boekje komen uit de vroege jaren ’60, wat mij betreft het begin van het absolute hoogtepunt van de Peanuts-saga. Al zijn er überhaupt erg weinig dieptepunten in die saga. Het is meer een soort hoogvlakte, die het grootste gedeelte van de reeks omvat. Een hoogvlakte die eigenlijk alleen aan het begin een opgang kent, en nooit meer daalt. Maar als ik dan toch een favoriete periode moet aanwijzen, dan zijn dat vooral de jaren ’60.
De eerste grappen, in 1950, zijn nog een beetje standaard. Maar al snel krijgen ze diepgang. Schulz tekent nog altijd kleine kinderen, maar ze gedragen zich meer en meer als volwassenen, zowel in handelen als in denken.
Ik weet niet goed meer wat ik destijds van het boekje vond. Als ik er nu weer doorheen blader — een beetje voorzichtig, de gelijmde bladzijden laten hier daar los van het ruggetje — dan vermoed ik dat ik als toenmalig zevenjarige lang niet alle grappen begrepen zal hebben. Bijvoorbeeld: Frieda is aan het touwtjespringen. “Kijk es, Charlie Brown, kijk es!” roept ze naar Charlie Brown die met Linus staat te praten. “Kijk mij es touwtje springen! Kijk es, kijk es!” Charlie Brown draait zich om en roept verstoord: “Ik sta te kijkesen!” In het laatste plaatje staart Linus verward in de camera en zegt: “‘Kijkesen’?” 1 Die begreep ik niet. Kijkesen, dat was toch geen woord? Achteraf moet ik zeggen dat het een knappe vertaling is, al zijn niet alle overzettingen van Ef Leonard even geslaagd (want soms een beetje stijf).
De grappen met Snoopy vond ik ook toen al leuk. Ik was en ben een hondenmens. Katten komen in de strip niet voor, behalve dan een hoogst enkele keer in een stofwolk als Snoopy het met de gemene kat van de buren aan de stok heeft.
Ik begon de Peanuts pas echt te waarderen toen ik zelf volwassen werd. Ik ging de filosofische gedachten herkennen. Ik begon ook te zien dat de schijnbaar zo eenvoudige tekeningetjes van Schulz eigenlijk briljant knap zijn. Ik ken weinig tekenaars die met zo eenvoudige middelen zo enorm veel weten te bereiken. De gezichten van de personages zijn nooit meer dan twee puntjes voor de ogen, een haaltje voor de neus, en een lijntje voor de mond. Soms een extra ‘rimpeltje’ bij de ogen, vaker een geopende mond, maar dat is het. En met die paar elementen weet Schulz oneindig veel gezichtsuitdrukkingen op te roepen. Dat is geen kunst meer, dat is magie.
Inmiddels heb ik alle dagstripjes van de Peanuts in de kast staan en gelezen en veel ook herlezen, dankzij de geweldige Amerikaanse uitgever Fantagraphics. Die heeft namelijk alle stripjes op chronologische volgorde uitgegeven in keurige bundels, van die eerste op 2 oktober 1950 tot en met de allerlaatste op 13 februari 2000. Het einde van de strip was al in december 1999 aangekondigd: Schulz was het tekenen moe, hij had kanker en hij zag het einde naderen. Hij overleed op 12 februari, een paar uur voor het verschijnen van de laatste strip.
Die laatste profetische strip, waarin Schulz bij monde van Snoopy afscheid neemt van zijn publiek, kan ik niet zonder droge ogen zien. Dat is gelukkig bij de meeste stripjes niet zo. Hoewel er zeker sombere afleveringen zijn, voel ik me altijd weer wat beter als ik wat Peanuts heb gegeten. Ik kan daar geen genoeg van krijgen.
Noten
- In de oorspronkelijke tekst respectievelijk “Lookit, Charlie Brown, lookit!” “Look at me jump rope! Lookit… Lookit… Lookit!” “I’m lookiting!” “‘Lookiting’?” (18 februari 1963) ↩