De uitgestoken hand

Het is september, en de fietspaden in en rond Utrecht zijn overvol. De ‘r’ is weer in de maand, er zijn veel eerstejaars studenten van universiteit en hogescholen.

Voor de doorgewinterde fietser is dit niet de leukste tijd van het jaar. Op de Weg tot de Wetenschap, die ik afleg in de richting van mijn werk en weer terug naar huis, is het filefietsen — wat wellicht een toepasselijke metafoor is voor hoe men tot wetenschappelijke inzichten geraakt, maar in de praktijk is het voornamelijk héél irritant.

Lees verder “De uitgestoken hand”

’t Is herfst, de hoaxes vallen

Ik had ze een tijd niet gezien maar ineens kwamen er weer een paar voorbij: mensen die roepen dat Facebook zich de rechten van hun content zoals teksten en foto’s wil toeëigenen; door een uitgebreide gekopieerde notitie te posten (ernaar verwijzen is niet genoeg!) ontzeggen ze Facebook dat recht. De aanleiding nu is dat Meta, eigenaar van Facebook, sinds een tijdje een betaald abonnement aanbiedt.

Lees verder “’t Is herfst, de hoaxes vallen”

Mauritspark

Ooit was het een weiland. Een langgerekt weiland, de buffer tussen de A12 en de zuidelijkste bebouwing van het dorp De Meern.

Ik weet dat, omdat mijn ouders een huis betrokken in die bebouwing. Dat huis lag halverwege de Mauritslaan. Mijn ouders waren de eerste bewoners van het huis; mijn moeder is nu één van de laatsten van de eerste bewoners van die rij.

Lees verder “Mauritspark”

Weg

Stel je voor: een roman die gaat over een gezin (vader, moeder, dochter, twee zoons) dat elk jaar in september twee weken hun woning in een grauwe voorstad van London verruilt voor pension Zeezicht in de badplaats Bognor.

Klinkt als een feelgood-romannetje, nietwaar? Al zouden er natuurlijk gruwelijke dingen kunnen gebeuren in Bognor — alleen al vanwege die naam verwacht je achter ieder duin een grafkuil, of op zijn minst een enge man.

Lees verder “Weg”

Bies

meneer Foppe
Tedje van Es
Thea Ternauw
Gé Temmes
Dirk
Berendien uut Wisp
Jet Veenendaal
Aad van der Naad
Frank van Putten
O. den Beste
Pierre Hulsebos
Henri Hoogemuts
Ab van der Laak
Louc Hobbema
Robbie Kerkhof
Walter de Rochebrune
Bie

(Genoeg om de komende dagen de publieke zenders te vullen met mooie herinneringen.)

Theoreten in de praktijk

Vorige week overleed Theo Ruijgrok, 95 jaar en 3 dagen oud. De meesten van mijn lezers zullen hem niet kennen.

Theo Ruijgrok was emeritus hoogleraar in de theoretisch natuurkunde. Dat was-ie al heel lang, al zolang ik hem kende. College heb ik nooit van hem gehad — hoewel: misschien een derdejaars college thermodynamica, maar dat was een onderwerp dat mij in het geheel niet lag, en dat ik gedurende mijn hele studentenleven verre van me heb gehouden (en dat was ook behoorlijk lang). Ik heb er geen actieve herinneringen meer aan.

Lees verder “Theoreten in de praktijk”

Een beetje Pep

Ooit had je het striptijdschrift Pep. Het was legendarisch, in ieder geval in mijn ogen. En dat terwijl ik er nooit een abonnement op had. Wij lazen thuis de Donald Duck en  vriendje Igor las de Sjors, bladen die allebei op een jonger publiek gericht waren.[1]

We hadden wel op de een of andere manier een aantal losse nummers van Pep in huis. Die maakten diepe indruk. Ik las er voor het eerst pagina’s van de SF-strip Ravian en van de western Blueberry — dat was wel even andere koek dan Donald Duck (al was er achteraf bezien helemaal niets mis met het werk van Carl Barks). Er stonden pagina’s in van Asterix, uit een verhaal dat nog in album moest verschijnen!

(Tekst gaat verder onder de afbeelding.)

Een Pep uit 1973, met daarin het Blueberry-verhaal Generaal Geelkop

Die pagina’s in Pep hadden iets magisch. Je stapte even, twee bladzijden lang, in een andere wereld.

Ergens in die vroege jaren ’70 bedacht ik dat ik striptekenaar wilde worden.[2] Ik begon met ‘eigen’ stripblaadjes, waar ik maar meteen een paar spannende vervolgverhalen in bedacht die verdacht veel leken op Trigië (dat stond in Sjors) en Michel Vaillant. Nou ja, ‘leken’ is hier niet het juiste woord, mijn tekentalent was niet groot. Die blaadjes, met titels als Pop, bezorgde ik dan bij vriend Igor, die van de Sjors.

(Tekst gaat verder onder de afbeelding.)

De eerste vier platen van het Richard Naren-verhaal Het raadsel van Isman, in het blaadje Pop (1974) (Klik hier voor een vergroting)

Veel verder dan twee of drie nummers is het nooit gekomen. Ik had trouwens meestal ook geen idee waar die verhaaltjes naartoe gingen. Dus in zekere zin hadden ze dezelfde magie als de verweesde pagina’s in die losse nummers van Pep.

Ik heb nog jarenlang nu en dan pogingen ondernomen om het tekenwerk te fatsoeneren, maar uiteindelijk begreep ik dat ik beter was met woorden dan met lijnen.

Maar de strips bleven, en de magie die ik er bij voelde. Veel van de strips die ik later meer zou waarderen — Blueberry en Ravian voorop, maar bijvoorbeeld ook Corto Maltese, Olivier Blunder, en de bizarre Coco Bill — zag ik voor het eerst in een Pep.

Toen vijftien jaar geleden Eppo een wedergeboorte beleefde nam ik meteen een abonnement.

En nu is er dan het initiatief van Ger Apeldoorn, die eerder al het boek De jaren Pep schreef. Via een crowdfunding-actie verzamelt hij geld voor het project Pep nu![3], een soort van eenmalige wedergeboorte van het blad van toen.

Daar heb ik dan toch maar voor getekend.

Noten

  1. Sjors zou in 1975 met Pep fuseren tot Eppo. Maar dat was toch niet hetzelfde.
  2. Die beroepskeuze volgde op clown, en zou later weer verdrongen worden door sterrenkundige.
  3. https://www.voordekunst.nl/projecten/14738-pep-nu-por-dios-wat-een-terugkeer

Stampen

Mijn vader was scheikundige. Hij kon niet nalaten te vertellen dat die wetenschap was voortgekomen uit de alchemie. Nalaten iets te vertellen was sowieso niet echt zijn ding.

Zijn scheikundige genen heeft-ie overigens niet aan mij nagelaten. Ik heb er nooit echt iets van begrepen, van de chemie. Wis- en natuurkundig is het allemaal wel in orde, bij mij, maar scheikundig ben ik een walmende prut.

In het huis van mijn ouders heeft mijn vader her en der sporen nagelaten van de chemische geschiedenis en zijn eigen achtergrond. Oude instrumenten. Oude boeken. Oud gereedschap uit de chemische praktijk.

Ik kook tegenwoordig nog wel eens voor mijn moeder (en zij ook voor mij gelukkig, het is niet dat ik mantelkoker ben). Voor sladressings, die ik liever zelf maak dan uit een flesje haal, mag ik graag kruiden mengen. En laat er nou in de keuken nog een oude mortier-met-stamper staan. Nou ja, mortier… Mortiertje.

Prima om kruiden mee te vermalen. Eerst een passende melange uitzoeken. Dan flink vijzelen. Het gruis een tijdje laten intrekken in een lekkere azijn. Scheut olijfolie erbij, extra vierge uiteraard, en goed mengen. Over de sla en klaar. Culinaire alchemie.

Is het ergens toch nog een beetje goed gekomen, tussen mij en de oude chemie. Mijn vader zou het hebben gewaardeerd. En mijn sladressings ook, denk ik.

Mortier(tje)-en-stamper
Mortier(tje)-en-stamper

K(r)oningsdrama

Ik begrijp dat er commotie is over The Crown. Er zijn mensen die vinden dat er een boodschap aan de uitzendingen vooraf moet gaan, een disclaimer: dat het fictie is, losjes gebaseerd op historische feiten.

Ik begrijp dat niet.

The Crown is historisch drama. Het sleutelwoord hier is ‘drama’. Het is fictie.

Alleen al Elizabeth II, die in dat drama als personage toch zo’n beetje de absoluut constante factor is, wordt gespeeld door diverse actrices. Dat zou een aanwijzing kunnen zijn dat het fictie is.

De kijker is getuige van intieme scènes — intiem in die zin dat die kijker getuige is van privé-gesprekken, waar uit de aard der zaak nooit iemand anders bij geweest is en waarvan dus niemand anders dan de betrokkenen de precieze inhoud kent. Dat zou een aanwijzing kunnen zijn dat zo’n dialoog niet precies ‘de waarheid’ is.

Niemand die ernaar kijkt zal toch vanwege deze serie geloven dat Elizabeth gedurende haar leven een paar keer ingrijpend van uiterlijk veranderde? Waarom zou je dan geloven dat al het andere ‘de waarheid’ is?

Niemand gelooft toch dat er ooit echt een prins van Denemarken was die met de geest van zijn vader sprak, zijn overspelige oom dacht dood te steken (maar zich ernstig vergiste), zijn geliefde in waanzin zag verdrinken, en tussendoor nog een paar subliem diepzinnige monologen uitsprak over onder andere zijn en niet-zijn — waar dus niemand bij was?

Niemand gelooft toch dat er ooit een volkje was dat we nu hobbits noemen, dat getuige en oorzaak was van de ondergang van de op-een-na-kwaadste genius aller tijden, en dat de elfen voor altijd uit onze wereld zag vertrekken (en trouwens ook meevoer op het laatste schip), ook al zijn de beelden ervan heden ten dage te zien zonder enige disclaimer?

Niemand gelooft daar toch in?

Hoop ik.

Maar je weet het niet, dezer dagen.

In de zelfverklaarde grootste democratie ter wereld gelooft een aanzienlijk deel van het electoraat dat de vorige president de verkiezingen heeft verloren door fraude van de tegenpartij. En alleen maar omdat die voormalige president dat ondanks alle bewijs van het tegendeel blijft roepen — een man die met alle leugens ter meerdere eer en glorie van zichzelf het familiefortuin er sneller doorheen joeg dan zijn vader het ooit opbouwde —  en niemand er een disclaimer voor plakt dat het pure fictie is wat die man beweert, niet eens ‘losjes gebaseerd op historische feiten’.

Al die mensen gaan de komende 24 uur naar de stembus.

Dat is pas een drama. Zonder disclaimer.