Verdienstelijke tijdmachines

Min of meer toevallig las ik kort na elkaar twee boeken waarin tijdreizen een belangrijke rol speelden. Aha, denk ik de lezer denken, sciencefiction. Klopt, en ook weer niet.

Het eerste boek was The Time Traders, van Andre Norton (1958). Het tweede boek was The Rise and Fall of D.O.D.O., van Neal Stephenson en Nicole Galland (2017).

Andre Norton. Nooit van gehoord? Had ik ook niet. Maar Norton bleek een productieve schrijfster, die is opgenomen in de Science Fiction and Fantasy Hall of Fame. En dat wordt je natuurlijk niet zomaar.

Andre Norton heette eigenlijk Alice Mary Norton, maar ze veranderde haar voornaam vanuit de gedachte dat ze als vrouw weinig serieus genomen zou worden als SF-schrijver, en Andre kon je naar beide kanten uitleggen. En dat werkte, want ze had succes en publiceerde meer dan driehonderd titels, waarvan vele in één van de bijna twintig series die ze op haar naam schreef.

The Time Traders verscheen op het hoogtepunt, of dieptepunt, van de Koude Oorlog. Hoofdpersoon Ross Murdoch, een crimineel die in plaats van een lange gevangenisstraf als proefpersoon kan meedoen aan een tijdreis, wordt 4000 jaar terug in de tijd getransporteerd, om daar op zoek te gaan naar de bron van allerlei kennis en nieuwe technologie die de Russen blijkbaar onverklaarbaar in handen hebben gekregen. Waarom ze die in het verleden zouden hebben verkregen, en niet in de toekomst, is een ingewikkeld verhaal dat ik hier maar oversla.

In D.O.D.O. gaat het juist om het verdwijnen van een soort technologie, namelijk van magie. Heksen ondervonden al sinds het einde van de middeleeuwen dat hun krachten afnamen, en op 28 juli 1851 was het ineens helemaal over met magie. Het supergeheime Department of Diachronic Operations heeft ontdekt waarom, en met die kennis is men in staat om anno nu een heks iemand terug te laten sturen in de tijd. Niet specifiek met een fraai doel voor ogen: de eerste missie bestaat eruit dat er in Boston (waar D.O.D.O. zijn basis heeft) in het begin van de zeventiende eeuw een psalmboek wordt begraven, zodat dat anno nu weer kan worden opgegraven en tegen heel veel geld verkocht.

Op basis van deze twee heel korte samenvattingen zou je kunnen concluderen dat The Time Traders meer in de categorie SF valt dan D.O.D.O. Maar schijn bedriegt.

Bij Norton is de tijdreis alleen maar een reis, die net zo goed in de ruimte had kunnen plaatsvinden. Je gaat op een verlichte plaat staan, en hop, je bent ergens anders — in dit geval op de Britse Eilanden 2000 B.C.E. Het had ook Siberië anno nu (dat wil zeggen 1958) kunnen zijn. In essentie is The Time Traders een spionage-thriller. James Bond die met een druk op de juiste knop in de zoveelste door Q afgeleverde Aston Martin dit keer niet onder water maar in de tijd verdwijnt. Met SF heeft het eigenlijk niks te maken. (Wel blijkt er gaande het boek dat de Russen in dat verre verleden contact hebben gemaakt met een buitenaardse partij, dat maakt het dan weer een beetje meer SF.)

Bij D.O.D.O. zou je in eerste instantie misschien juist meer aan fantasy denken, gegeven dat het vooral over magie gaat. Maar juist in dat boek speelt de technologie een belangrijke rol. Het is de voortschrijdende technologie die de magie de das om doet. Waarom dat precies op 28 juli 1851 gebeurt laat ik hier nu ook even buiten beschouwing (maar lees het boek als je het weten wilt). En er komt moderne fysica aan te pas om in ieder geval heel lokaal weer een beetje magie mogelijk te maken, zodat de enkele heks die de catastrofe van 1851 heeft overleefd, alsnog haar kunstjes kan doen.

Zonder al te veel weg te geven (en alweer: lees het boek) komt het erop neer dat D.O.D.O. het gedachte-experiment van Schroedingers kat verwezenlijkt.

Schroedingers kat… Ik doe hem in een voetnoot, dan mag je hem hier overslaan als je het niet weten wilt.[1]

Anders dan Norton hebben Stephenson en Galland ook aandacht voor de logische consequenties van het tijdreizen. Wat je in het verleden doet heeft immers gevolgen voor de toekomst, en kan dus als een boemerang in je nek landen. Dat gebeurt dan ook, met bizarre bij-effecten. Zo ontdekt één van de personages in London anno 1602 dat de destijds veel beroemdere tijdgenoot van Shakespeare, Kit Marlowe, niet negen jaar eerder bij een kroegruzie om het leven kwam. Die ontdekking kost Kit dan wel weer het leven, want de tijd laat in deze vertelling niet echt met zich spotten.

Neal Stephenson heeft lang niet zo veel titels op zijn naam staan als Andre Norton, maar zijn boeken zijn vaak doorwrocht en hij denkt in het algemeen goed na over de consequenties van zijn science fiction. Hoewel stilistisch niet altijd even geslaagd zijn zijn boeken daardoor vaak wel interessant.

Norton daarentegen is meer van de categorie ‘van dik hout zaagt men planken’. Niet onverdienstelijk vermaak, maar ook niet diepgaand — James Bond. Eerlijk is eerlijk, dat zeg ik op basis van één boek — daar heb ik dus nog wat werk te doen, in de toekomst.

Het boek van Norton, en nog een aantal titels van haar hand, zijn gratis te downloaden bij Standard Ebooks, een zeer lovenswaardig initiatief om goede eBoeken te maken van teksten waarvan het auteursrecht is verlopen (vaak afkomstig van Project Gutenberg).
Het boek van Stephenson en Galland moet je gewoon kopen. Ik zou niet wachten tot daarvan het auteursrecht is vrijgekomen — tenzij je over een tijdmachine beschikt.

Noten

  1. De kat van Schroedinger is een verbeelding van de werking van de kwantummechanica. Heel in het kort komt het erop neer dat je in de kwantummechanica van bepaalde systemen nooit exact kunt zeggen in wat voor toestand ze zich bevinden. De kat bevindt zich in een afgesloten doos, met daarin ook een mechanisme dat er met een kans van 50% voor zorgt dat de kat sterft. (Het is een gedachte-experiment, er worden geen dieren gekwetst!) Essentieel is dat die kans wordt bepaald door een kwantummechanisch systeem, bijvoorbeeld een radioactief atoom dat vervalt. Zolang je de doos niet opent, weet je niet of de kat nog leeft of al dood is. Dat is op zich niet bijzonder: ook in de klassieke mechanica weet je het pas als je de doos opendoet. Wat wel bijzonder is, vanwege dat kwantummechanische systeem, is dat tot aan het moment dat je de doos opent, zich in de doos een soort van mysterieuze potpourri bevindt van katten in alle mogelijke toestanden: hartstikke dood, hartstikke levend, half dood half levend, en iedere andere combinatie die je maar kunt bedenken. Waarnemen kun je dat niet, want dan moet je de doos openen en zie je óf een levende óf een dode kat. In de klassieke doos is dat niet zo: ook al zit de doos dicht en kun je het pas weten als je hem opendoet, toch kun je met zekerheid zeggen dat er in de doos op enig moment óf een levende óf een dode kat zit, niet tegelijkertijd en levende én een dode kat en al helemaal geen rare combinaties. Van die vreemde onzekerheid maken de personages in D.O.D.O. handig gebruik om magie mogelijk te maken.