Gewetenslintje

Koninklijke onderscheidingen, ik ben er nooit een voorstander van geweest. Niet vanwege de onderscheiding — het is prima en zelfs wenselijk dat de samenleving (‘de maatschappij’, ‘de overheid’) een pluim uitdeelt aan mensen die zich inzetten voor die samenleving en daarbij meer doen dan wat redelijkerwijs toch al van ze verwacht mag worden.

Ik heb moeite met het koninklijke, want ik ben nu eenmaal republikein in het diepst van mijn gedachten. Ik doe daar verder weinig aan, en zeker met de huidige zich republikeins noemende regering aan de overzijde van de oceaan vertoont het etiketje ‘republikeins’ een vieze plakkerigheid die je er het liefst met heel veel wasbenzine af zou willen poetsen. Maar toch, ik heb moeite met erfelijke staatshoofdelijkheid. Is dat een officieel begrip, ‘erfelijke staatshoofdelijkheid’? Geen idee, maar ik heb er in ieder geval moeite mee.

Ik heb ook moeite met het automatisme dat bij een aantal van die onderscheidingen het leidende motief lijkt te zijn. Veertig jaar ambtenaar, en dan vooral op een hoge post — hop, onderscheiding.

Ik heb nog meer moeite met het expliciete kastesysteem dat eronder zit. Hoe hoger de post die je hebt bekleed, hoe hoger in het algemeen ook de rang van de onderscheiding die eraan wordt toegekend.

Als je dan toch uit naam van de koning onderscheidingen uitreikt, geef dan tenminste de hoogste onderscheidingen aan degenen met de laagste maatschappelijke rang. Niet de secretaris-generaal van een ministerie hoort de hoogste onderscheiding te krijgen, en al helemaal niet als-ie gewoon veertig jaar het werk heeft gedaan waarvoor-ie was opgeleid en ook goed betaald kreeg, maar de mevrouw die veertig jaar lang vrijwillig elk weekend de wc’s bij de sportvereniging schoon schrobde. Sowieso horen mensen die wc’s schoon schrobben daarvoor een behoorlijke beloning te krijgen, maar als ze het ook nog doen zonder arbeidsovereenkomst dan verdient dat de hoogste lof.

Ik zou een koninklijke onderscheiding afwijzen, als me die werd toegekend. Ik denk niet dat iemand het voor me aan het regelen is, maar mocht het zo zijn: stop er maar mee, ik neem hem niet aan. Alleraardigst bedoeld, ongetwijfeld, maar toch: laat maar.

Dus nu is er een interessante actuele casus. Stel, ik zou me hebben ingezet voor de asielopvang (dat heb ik niet) op een zodanige manier dat mensen bij het COA vinden dat ik daarvoor wel een lintje verdien. En ik zal eerlijk zijn, ik heb waarschijnlijk geen wc’s schoon geschrobd, maar ik heb iets gedaan waar ik wél goed in was maar níét voor kreeg betaald. Hoe dan ook, ze dragen me voor.

Die voordracht moet worden bekrachtigd door de minister, in dit geval door mevrouw M. Faber. Een minister waar ik geen enkele waardering voor kan opbrengen, zowel vanwege haar principiële politieke standpunten als vanwege haar inmiddels ruimschoots gebleken incompetentie ter zake. De minister keurt de voordracht af, want het gedane werk “staat haaks op mijn beleid”[1]. Gezien de commotie — zelfs de coalitiepartners met uitzondering van de PVV vinden dit ongepast — zal die voordracht wel worden bekrachtigd door een andere minister. Dat kan, heb ik begrepen. Ik krijg dus tóch een lintje.

Maar ik wíl het niet, dat lintje.

Wat moet ik doen? Het lintje afwijzen zou koren zijn op de molen van Faber, een minister die ik alleen al vanwege die verregaande incompetentie echt geen enkele korrel succes gun. Het lintje accepteren daarentegen zou mezelf buikpijn bezorgen.

Het is niet echt een dilemma, moet ik toegeven. Ik zou het lintje nog steeds weigeren, maar ik zou de publiciteit die zo’n lintje nou eenmaal genereert wel aangrijpen om mevrouw Faber toe te spreken.

“Lintjes, mevrouw Faber, zijn er niet als beloning voor werk dat qualitate qua toch al gedaan moest worden. Lintjes zijn er voor mensen die boven het maaiveld uitstijgen, boven zichzelf uitstijgen, en daarmee anderen tot dienst zijn. En dat laatste, mevrouw Faber, maakt het welhaast principieel onmogelijk dat iemand een lintje krijgt voor het uitvoeren van uw beleid. Uw beleid is er namelijk op gericht om af te hakken wat er boven het maaiveld uitsteekt, om de kop in te drukken wat u niet zint, om te bestrijden wat ú niet wilt begrijpen. Dat, mevrouw Faber, is harteloze en bekrompen kleingeestigheid, en dat, mevrouw Faber, mag nooit een lintje verdienen.”

Ik heb het zo snel niet kunnen terugvinden, maar ik heb er een vermoeden van dat ministers, na hun aftreden, worden behangen met een koninklijke onderscheiding. En ik hoop dat, áls dat zo is, iemand zo dapper is om aan mevrouw M. Faber enige onderscheiding te onthouden omdat haar gedrag haaks staat op alles wat een koninklijke onderscheiding zou moeten onderscheiden, en dat ook uit te spreken.

Mocht mevrouw M. Faber in de toekomst toch koninklijk onderscheiden worden vanwege haar minister-zijn (voor iets anders kan het gezien haar incompetentie niet wezen), dan toont dat wat mij betreft het definitieve failliet aan van de koninklijke onderscheiding.

Eervol ontslag is eigenlijk al te veel, voor mevrouw M. Faber. Wellicht dat het staatshoofd daar toch nog iets kan betekenen.

Naschrift (31 maart 2025)

Eén van mijn trouwe lezertjes wees me op een webpagina van de Kanselarij der Nederlandse Orden[2], die ik had gemist en die handelt over ‘politieke ambtsdragers’. Daar staat:

Het huidige decoratiestelsel kent één wettelijk vastgelegd automatisme, namelijk voor volksvertegenwoordigers, ministers en staatssecretarissen.

Inderdaad, ministers krijgen min of meer automatisch een lintje. Daar moeten ze wel wat voor doen:

Voor ministers en staatssecretarissen geldt dat zij hun ambt ten minste een jaar moeten hebben bekleed. De minister-president zendt een voordracht tot verlening van een onderscheiding direct aan Zijne Majesteit de Koning.

De koninklijke weg om mevrouw M. Faber een lintje te ontzeggen is dus ervoor te zorgen dat het kabinet-Schoof struikelt vóór 2 juli aanstaande, én voor die datum wordt opgevolgd door een kabinet waarin mevrouw M. Faber geen minister is. Dat is te doen.

Lukt dat niet, dan kan de minister-president — die inmiddels heeft laten weten de voordracht van de COA-vrijwilligers wél te ondertekenen — besluiten om mevrouw M. Faber bij haar aftreden niet voor te dragen. En als ook dat mislukt, dan kan alsnog het staatshoofd besluiten dat het wel klaar is met de poppenkast waarmee mevrouw M. Faber onze tijd heeft verspild.

We gaan het zien. Ergens in de toekomst volgt hieronder nog een ‘Naschrift 2’.

Naschrift 2 (3 juni 2025)

Het is gelukt. Mevrouw Faber is, mede als gevolg van haar eigen ongelofelijke prutswerk, beentje gelicht door haar eigen partijleider. Die nu waarschijnlijk alle anderen de schuld ervan gaat geven dat ze niet mee wilden doen aan zijn onuitvoerbare gedram. En ruim binnen het jaar, dus een lintje zit er niet in voor mevrouw Faber. Dat is dan wel een vermelding waard, zij het geen eervolle.

Noten

  1. Website NOS, 30 maart 2025, “Faber wil geen lintjes voor COA-medewerkers, coalitiepartners ontstemd
  2. Website van de Kanselarij der Nederlandse Orden, pagina ‘Politieke ambtsdragers’, geraadpleegd 31 maart 2025

Geef een reactie