Meisje in de tram

Het meisje zat met haar opa in de tram, zij aan het raam en hij aan het gangpad. Het was 4 mei. Opa had het meisje net uitgelegd dat op die dag, om acht uur, iedereen twee minuten stil was om te denken aan wat er in de oorlog was gebeurd. Opa had de oorlog zelf meegemaakt en vertelde erover.

Het was een zonnige dag. Er waren veel mensen op straat. Toen stopte de tram plotseling, net als mensen en auto’s op straat. Het was acht uur. Maar het meisje zag ook een jongen op een fiets die gewoon doortrapte. Die trok zich niets aan van de twee minuten stilte. Het meisje vond dat maar raar van die jongen, maar ze durfde niets te zeggen.

Toen de stilte weer voorbij was en de tram begon te rijden, vertelde het meisje aan haar opa wat ze had gezien. En dat ze het stom vond van die jongen. Opa moest glimlachen. Hij legde uit dat het heel goed is als je de oorlog herdenkt, maar alleen als je dat in vrijheid kunt doen. Dat je niemand mag en kunt dwingen om twee minuten stil te zijn. En dat die jongen, als hij wat ouder was, wel zou begrijpen hoe belangrijk dat is.

Zo herinner ik het me, een verhaal dat we op de lagere school lazen in de aanloop naar 4 mei. Het maakte indruk. Wat ik me er vooral van herinner is de wijze les van deze opa: herdenken is goed, maar alleen in vrijheid. Zo heb ik me daar altijd naar gedragen. Ik neem de herdenking in acht, en oordeel niet over anderen die dat niet doen (wat natuurlijk iets anders is dan de herdenking verstoren).

Misschien herinner ik me dat verhaal wel helemaal vervormd. Van de tram en de jongen op de fiets ben ik zeker. Van de opa al iets minder, het kan ook een vader geweest zijn — ik las het verhaaltje begin jaren ’70, er waren toen ook genoeg vaders die de oorlog bewust hadden meegemaakt, de mijne incluis. En of het een meisje of een jongetje was in de tram, daar heb ik geen idee meer van. Ik heb er nu maar een meisje van gemaakt, om het contrast met de jongen op de fiets te vergroten. De wijze woorden van opa komen waarschijnlijk uit mijn fantasie, maar ze passen in de strekking van het verhaal. Misschien kan één van mijn lezers met een beter geheugen of meer kennis van zaken er nog een licht op werpen.

Herinneren is steeds lastiger naarmate de tijd verstrijkt. En herdenken is goed, ook als de herinnering vervaagt, als het maar in vrijheid is.

Zondagavond

Gisteravond zette ik nog even de radio aan en viel ik in ‘het oog’. Of eigenlijk viel ik in Simon & Garfunkel: Keep The Customer Satisfied. Ik had dat nummer al heel lang niet meer gehoord maar ik kon het vrijwel foutloos meezingen. Dat kwam door de zondagavonden thuis, lang geleden.

Hoewel wij geen religieuze bestemming hadden voor de zondag, was het in ons gezin toch altijd een beetje een speciale dag. Er werd uitgebreid ontbeten terwijl we naar de radio luisterden. Daar was Für Elise met Hans Zoet, en toen dat naar de middag verhuisde Muziekmozaïek met Willem Duys.

Het avondeten was ook speciaal. En ook daar was vaak muziek bij, maar dan van een LP. Ik weet het niet zeker meer, maar volgens mij mochten we dan om beurten iets uitzoeken wat we wilden beluisteren (mits het niet al te wild was).

Daar stond dus vaak Bridge Over Troubled Water van Simon & Garfunkel op. Of 5 jaar hits van Boudewijn de Groot. Of jazz van het Modern Jazz Quartet, of chansons van Marie-Paule Belle. Of Robert Long, of Frans Halsema.

Vandaag heb ik het album weer eens beluisterd. En ik moest de neiging onderdrukken om aan het einde van So Long Frank Lloyd Wright op te staan: even de plaat omdraaien.

Conrad

In de eerste twee jaar op de middelbare school was ik niet zo goed in Engels. Mensen die mij kennen zal dat misschien verbazen, but I was a total disaster.

Aan Anneke, de docent, lag het niet, die deed haar best. Ze gaf uit principe nooit lager dan een vier, dat was immers al erg genoeg. Ik haalde ook alleen maar vieren voor Engels, en mijn vieren waren van de opgewaardeerde soort. In de tweede bleef ik zitten, onder andere op Engels.

Toen kreeg ik Han. Hoe Han het precies deed weet ik niet, maar op de een of andere manier viel alles ineens op zijn plaats. Han was een rustige docent, ze was meer een verteller dan een trainer, meer een luisteraar dan een beoordelaar. Binnen een jaar gingen mijn cijfers voor Engels naar achten of hoger, en op die hoogte zouden ze tot en met het examen blijven.

In de vierde bleef ik weer zitten, dit keer niet op Engels. Ik kreeg een nieuwe docent voor Engels. Han bleef: ze gaf ook Latijn, en dat kwam goed uit want mijn Latijn kon ook wel een zetje gebruiken. Het ‘Engelse wonder’ herhaalde zich niet helemaal, mijn Latijnse achterstand viel niet meer volledig in te halen. Maar dankzij Han heb ik Latijn zonder al te veel kleerscheuren over de eindstreep weten te krijgen.

Mijn nieuwe lerares Engels, Marjan, leverde mij intussen wel wat kopzorgen. Die was toch meer van het reguliere onderwijs en dat was ik ontwend, in ieder geval bij Engels. Dan moest je uitleggen waarom je in een bepaald geval een bepaalde werkwoordsvorm moest gebruiken. Geen idee. Ik wist vaak niet eens hoe al die vormen heetten, laat staan welke je waar moest gebruiken. Ik kon me ook toen al niet herinneren dat Han daar ooit iets over had gezegd, al zal ze dat wel hebben gedaan. Ik vóélde gewoon dat je in bepaalde gevallen bepaalde vormen moest gebruiken. En ik deed het blijkbaar goed, want ondanks de wat moeizame relatie scoorde ik ook bij Marjan zelden onder een acht.

Toen kwam het eindexamenjaar. Als je er bij een vak goed voor stond dan kon je ergens in het voorjaar een vrijstelling krijgen en hoefde je de lessen niet meer te volgen. Die werden dan immers vooral besteed aan de voorbereiding op het eindexamen, dat je waarschijnlijk toch wel ging halen. Een vrijstelling voor Engels was een no-brainer.

Maar het knaagde wel een beetje. Ik deed helemaal mijn best niet voor Engels, maar dankzij het fundament dat Han had gelegd ging ik lachend op de eindstreep af. Ik voelde me een beetje schuldig tegenover Marjan. Dus toen die aankondigde dat ze ook een ‘leesklasje’ ging doen, zag ik daarin een mooie gelegenheid om mijn goede wil te tonen. We zouden op basis van vrijwilligheid in een paar weken tijd een boek lezen dat je ook op je eindlijst mocht zetten. Nou was die lijst wat mij betreft ook geen probleem, maar vooruit.

Het boek was The Secret Agent van Joseph Conrad, een schrijver van wie ik tot dan toe niet had gehoord. Alle goede voornemens ten spijt kwam ik er niet aan toe om het eerste hoofdstuk te lezen voor de eerste bijeenkomst van het leesklasje. Met enige schaamte mompelde ik me door de bespreking heen. So much for good intentions… Dus voor de tweede bijeenkomst nam ik me voor om een flinke inhaalslag te maken.

Conrad bleek een moeilijke maar intrigerende schrijver. Voor ik het wist, en ruim voor de tweede bijeenkomst, had ik het boek uit. Dat was nou ook weer niet de bedoeling. Nu beschikte ik bovendien over informatie die de andere deelnemers nog niet hadden, zodat ik bij de bespreking op mijn tong moest bijten om niets te verklappen.

Na afloop heb ik mijn ‘zonde’ maar opgebiecht bij Marjan. Uiteraard hoefde ik niet meer aan het leesklasje deel te nemen. En wat ik van het boek vond? Tja, dat vond ik geweldig. Joseph Conrad ging op mijn eigen lijstje van schrijvers waar ik meer van wilde lezen.

Het eindexamen Engels was een walk-over. Bij de boekbesprekingen zat Han als tweede examinator naast Marjan. En tot mijn schaamte (again) moet ik bekennen dat ik eigenlijk vooral met Han heb zitten praten. Over The Lord of the Rings, dat zowel mijn als haar favoriete boek was. En over de duistere wereld van Conrad. Van alle examens voelde dit het minst als examen, veel meer als een gesprek tussen twee gelijken.

Han is helaas veel te jong overleden. Het idee dat je met een oud-leraar gewoon nog eens een goed gesprek zou kunnen hebben was niet op tijd in me opgekomen. En inhalen kan niet meer.

Van Conrad heb ik nadien meer gelezen, met als hoogtepunt Heart of Darkness. Een dun boekje, maar wát een inhoud… Dat ik intussen ook de film Apocalypse Now had gezien, die er los op gebaseerd is, zal geholpen hebben. Maar ik had er graag nog een keer een goed gesprek over gehad met Han.

Eigen boekwinkel

Had ik al eens verteld dat ik weer aan de LEGO ben? Nee hè?

Ik ben weer aan de LEGO.

(Laten we afspreken dat ik het vanaf nu over Lego heb, anders staat het zo schreeuwerig.)

Als kind was ik natuurlijk ook aan de Lego. Wie niet? Wij hadden diverse setjes: auto’s, huizen, maar ook een Concorde, een trein met wagons (zonder motor), en boten die echt konden varen (mét motor). En ook een verzameling losse steentjes en daar hoorde dan weer een ideeënboek bij.

Ideeën had ik zelf genoeg. Ik bouwde graag kastelen en grote huizen, dingen waar je ‘naar binnen’ kon. Ik heb eens meegedaan aan een Lego-bouwwedstrijd van de plaatselijk leverancier. Ik had daarvoor een kasteel gemaakt, met ophaalbrug als ik me goed herinner. Het leverde me een diploma ‘Lego-bouwmeester’ op. Daar heb ik later nog plezier van gehad.

Maar zoals dat gaat, op een zeker moment wordt Lego te kinderachtig. Lego Technic was van ruim na mijn kindertijd. Ik kreeg Fischer Technik, die technische periode heb ik dus wel gehad maar met ander bouwmateriaal.

Aan die Fischer Technik, maar ook een beetje aan de Lego, zat een vage tabakslucht. Dat kwam doordat de plaatselijke leverancier niet alleen speelgoed maar ook kantoorartikelen en rookwaren verkocht. En in de winkel werd vermoedelijk flink gerookt, dat kon toen nog. Alles was doorwasemd met die vage tabakslucht, die los kwam als je de steentjes door elkaar husselde. O, het geluid van Lego-steentjes die door elkaar worden gehusseld…

Hoe dan ook, Lego verdween uit beeld, net als Fisher Technik.
Maar terwijl Fischer Technik echt uit beeld verdween, bleef Lego altijd ergens vanuit een ooghoek zichtbaar. Ik zag de opkomst van allerlei thema’s zoals piraten, ridders, Star Wars, Harry Potter en zo meer. Ik ontdekte dat er een behoorlijk actieve on-line gemeenschap is, die bovendien een hele suite aan virtuele Lego-bouwdozen aanbiedt. Er zijn CAD-programma’s voor Lego, waarvan de stenensetjes ieder jaar netjes worden aangevuld uit de officiële Lego-catalogi. De modellen kun je weer exporteren naar 3D-raytracers, zodat je er echt ‘naar binnen’ kunt met je virtuele camera.

En er zijn volwassen modellen. Voor volwassenen. Zoals ik…

Afgelopen februari ging ik voor de bijl. Er was een nieuw model in de serie Lego Creator Expert. Een boekwinkel. Stel je voor, een echte boekwinkel, met echte boekenkasten en echte boeken. Nou ja, echt als in een steentje met een stickertje erop: Moby Brick — bij Lego zijn ze niet van humor gespeend. Ik heb nog even geaarzeld, maar niet te lang. Ik heb altijd een eigen boekwinkel willen hebben…

Als er één schaap over de dam is volgen er meer. Nu ben ik de maanlander van de Apollo 11 aan het bouwen. Ik ben weer gewoon aan de Lego. Ik mis de tabakslucht niet en ik gloei helemaal als ik de steentjes door elkaar hussel.

Trouwens, nog even over Fischer Technik. Het bestaat nog steeds, heb ik ontdekt. En de officiële spelling is fischertechnik, aan elkaar en met kleine lettertjes, als een tegenhanger van LEGO.

Het ziet er wel wat sexier uit dan in mijn jeugd. Maar ja, ik ben nu aan de Lego…

Birch Books, mijn LEGO-boekwinkel.
De winkel: rechts door het raam zichtbaar een boekenkast, links de kassa.

Plezier

Nooit gedacht dat ik nog eens met een zeker plezier naar de mondhygiëniste zou gaan. Ik heb een aardige mondhygiëniste hoor, daar niet van, en ook een heel aardige tandarts. Maar het zijn wel mensen waar je gewoonlijk afspraakjes mee hebt die je toch liever niet zou hebben.

Nu voelde het zowaar als een uitje, een lekker fietstochtje met een doel. En het was niet eens mooi weer.

Volgende week mag ik naar de tandarts!

Bezieling

Ik heb vakantie, soort van, en dus ben ik op deze druilerige dag maar eens wat oude foto’s gaan scannen.

Mijn moeder heeft jarenlang foto’s opgeplakt op stevig papier en in ringbanden gestopt. Als kind keek ik daar graag naar. Ik had er een paar meegenomen om foto’s te scannen. Vooral van die gebeurtenissen waar ik zelf bij betrokken was, zo ijdel ben ik dan ook wel weer.

Het album dat ik vandaag heb aangepakt beslaat de eerste helft van 1977. Ik zat toen in de eerste klas van het gymnasium, waar ik nog niet echt mijn draai had gevonden. De wereld waarin ik was beland was heel anders dan die van de lagere school.

Eén van de vakken die ik wel leuk vond was tekenen. Ik had les van mevrouw Reinkingh-Visser, die blijkbaar ook als kunstenares enige naam had gemaakt. Wist ik veel. Het was een wat oudere dame, altijd netjes gekleed. Ze was niet onvriendelijk, maar ook een beetje gereserveerd. En ze bracht ons de beginselen van de kleurenleer en het perspectief bij, en verschillende tekentechnieken.

In het fotoalbum van mijn moeder zitten vier tekeningen in oostindische inkt en eentje in potlood. De inkttekeningen waren duidelijk bedoeld om te oefenen met vlakvulling en licht/donker. Er is een tekening van een draak die zich uitstrekt bovenop een bergtop. Ik dacht dat mevrouw Reinkingh me daarvoor destijds nog een complimentje heeft gegeven.

Een tekening die mij meer aanspreekt is van een vogelverschrikker op een akker. Het perspectief is een beetje raar, platgeslagen bijna, alsof ik het beeld door een telelens heb gezien. Maar wat me aanspreekt is het gezicht van de vogelverschrikker. Het is duidelijk een pop, maar wel een pop die er lol in heeft. Hij lacht, ook al zit er een vogeltje op zijn hoed. Zelfs uit zijn ogen, die van knopen zijn gemaakt, spreekt een zekere aanwezigheid. Hij heeft een ziel gekregen.

(Tekst gaat verder onder de afbeelding.)

Detail van mijn vogelverschrikker (1977)

Ik wilde destijds onder andere striptekenaar worden. De potloodtekening stelt een postkoets voor die wordt overvallen. Ik denk dat ik net in die tijd de volwassen westernstrips als Blueberry begon te ontdekken. Ik tekende ook wel eens wat van Marten Toonder na. Het gezicht van de vogelverschrikker past daar wel bij.

Mevrouw Reinkingh bleef altijd op enige afstand, hoewel ik later nog wel een paar complimentjes van haar kreeg. Er werd op school wel gefluisterd dat ze ooit getrouwd was geweest met de schilder Moesman, die van die naakte vrouw op de fiets met een viool onder de snelbinder, en dat mevrouw Reinkingh… Dat was onzin. Toen Moesman Het gerucht schilderde was zij 18 en waarschijnlijk nog niet eens begonnen met haar tekenopleiding. Ze trouwden pas twaalf jaar later.

Mevrouw Reinkingh was veel bekender onder haar eigen naam, Erika Visser. En onder haar eigen naam was zij een begaafd portretschilderes. De tekenlessen die ze ons gaf zullen voor haar waarschijnlijk maar bijzaak zijn geweest. Aan het einde van haar leven kreeg ze in het Rosa Spierhuis nog een relatie met Marten Toonder, die haar een ‘portrettist van zielen’ noemde.

Mijn tekencarrière is nooit van de grond gekomen. Ik was toch beter met woorden dan met beelden. Maar misschien is er toch een heel klein vonkje van Erika Visser op mij overgesprongen, toen ik mijn vogelverschrikker een ziel gaf.

Vrijmarkt

Acht jaar lang woonde ik middenin het Utrechtse vrijmarktgebied. Op de begane grond. Aan de straatkant.

Acht keer heb ik de nacht van 29 op 30 april elders doorgebracht. Vaak bij mijn ouders, maar ook een keer bij een goede vriendin die net buiten het centrum woonde.

Aan mij was de vrijmarkt niet besteed.

Ik zag ieder jaar dagen van tevoren al mensen plekjes uitzoeken en bezet houden waarvan ik dacht: waarom daar? Waarom überhaupt? En als ik dan op de vooravond van de vrijmarkt de spullen zag die ze uitstalden, dacht ik: maar dat had je vorig jaar ook al liggen — of was dat bij je buurman?

Ik hou sowieso niet zo van dicht op elkaar gepakte mensen. ‘Veld’ bij een stadionconcert is ook niet mijn favoriete plek, noch de Oudegracht op een ouderwetse zonnige zaterdagmiddag. Wat dat betreft is de vademij mij niet helemaal onwelkom, al is die om andere redenen toch niet gewenst.

Eenmaal heb ik me laten verleiden om met vrienden de vrijmarkt tijdens de nacht te bezoeken. Daarna heb ik de boot vriendelijk (ik houd van mijn vrienden) maar zeer beslist afgehouden.

Ik ben er nog wel een paar keer met mijn vader, overdag, doorheen gedrenteld. Volgens de kenners is er dan al niets meer te halen, laat staan te beleven. Toch heb ik er nog wel gescoord.

Ik kocht er voor een rijksdaalder een cricketbat. Het handvat zat er schuin aan en de windsels leken op een oude binnenband van een fiets. Maar het was een cricketbat, en voor tweevijftig toch een aardig ornament.

En ik kocht er voor tien gulden een kloek exemplaar van The Cambridge Guide to English Literature, in de categorie ‘altijd handig’. Totdat ik iets wilde opzoeken over E.M. Forster en ontdekte dat het hele katern van pagina 307 (middenin Henry Fielding) tot en met 338 (middenin John Gay) ontbrak. Daarentegen zaten de pagina’s 339–370 er dubbel in.

Nee, aan mij was de vrijmarkt nooit besteed. Al gun ik hem anderen natuurlijk van harte.

Harder

Eén van mijn favoriete tv-programma’s is al heel lang Have I Got News For You, het Engelse (en oneindig veel betere) origineel van Dit was het nieuws. Het is satirisch commentaar verpakt als nieuwsquiz. Als je wil weten wat er in Engeland boven en onder de oppervlakte speelt, moet je naar HIGNFY kijken.

HIGNFY is ook nu weer op tv, op vrijdagavond om half tien op BBC1. Niet in de gebruikelijke opzet in een tv-studio, maar vanuit de respectieve huiskamers van de teamcaptains en gasten.

Een paar dingen vielen me op.

De scherpte is er een beetje vanaf. Nu het er niet meer is, merk je hoe belangrijk een lijfelijk aanwezig publiek is. De grappen zijn niet minder hard, maar ze vallen dood.

En iedereen praat duidelijk harder dan gebruikelijk. Dat merkte ik ook al bij de inmiddels ontelbare on-line vergaderingen die ik de afgelopen weken had met collega’s.

We houden anderhalve meter afstand, en compenseren met anderhalve decibel.

Mogelijke alternatieven

Trouwe lezers (en mensen die mij een beetje kennen) zullen inmiddels wel doorhebben dat ik bepaalde leesvoorkeuren heb. Strips, science fiction & fantasy, (exacte) wetenschap, geschiedenis, poëzie en literatuur met een grote L — het heeft allemaal op m’n nachtkastje gelegen. Ik heb nooit zo geloofd in een strikte scheiding tussen ‘literatuur’ en ‘lectuur’. Een schrijver als Terry Pratchett, waarover ik hier al eens schreef, kun je in allerlei vakjes duwen: fantasy, humor, literatuur. Maar wat voorop staat als ik hem lees is het plezier dat ik eraan beleef.

Ik kan net zo genieten van Grand Hotel Europa van Ilja Leonard Pfeijffer als van De Bourgondiërs van Bart Van Loo of Put On By Cunning van Ruth Rendell, drie boeken die ik vorig jaar vrij kort na elkaar las. Drie boeken die letterlijk en figuurlijk heel verschillende werelden ontsluiten.

Sommige kinderen stappen voor het eerst op een fiets en rijden erop weg alsof ze nooit anders deden. Ik leerde lezen en vanaf dat moment las ik alles wat los en vast zat, waar en wanneer ik maar kon. (Fietsen ging me geloof ik ook meteen goed af.) Op woensdagmiddag ging ik naar de openbare bibliotheek zodra die open was en nam daar de maximaal toegestane stapel boeken mee. Dan las ik snel één van die boeken uit, zodat ik nog net voor sluitingstijd terug kon om nog eens de maximale stapel mee te nemen.

Mijn ‘reconstructie’ van het bibliotheek-pictogram
dat voor SF werd gebruikt.

Ergens in mijn tienerjaren ontdekte ik de science fiction. In de bieb hadden die een pictogram dat bestond uit een rijtje in perspectief geplaatste bollen: een aantal planeten. Ik heb er op internet naar gezocht maar het zo snel niet kunnen vinden. Tegenwoordig is het blijkbaar een gestyleerd alien-hoofdje. Ik vind dat oude pictogram veel beter, dat verbeeldt andere werelden en aliens zijn daar maar een heel klein onderdeel van. De beste SF-boeken die ik ken gaan helemaal niet over aliens.

Hoe dan ook: er was een periode dat ik de boekenplanken in de bieb afschuimde op zoek naar dat ene pictogram. De enorme SF-reeks van Meulenhoff heb ik destijds grotendeels gelezen.

Toen kreeg ik met Sinterklaas 1979 de Geïllustreerde encyclopedie van de science fiction samengesteld door Brian Ash. Dat prachtige boek bevatte niet alleen allerhande nuttige overzichten maar ook een groot aantal essays over thema’s in de SF. Ieder hoofdstuk werd geopend met een korte inleiding door een SF-schrijver en afgesloten met een leeslijstje, waar niet zelden titels op stonden die ik zelf al gelezen had. Dan gloeide ik toch een beetje.

(Tekst gaat verder na de afbeelding.)

Dit boek heeft voor mij veel meer betekend dan alleen een indexering van de science fiction. Tot dan toe zag ik SF toch ook een beetje als ‘spannende verhalen’, maar toch vooral als vermaak. Door al die essays begon ik te begrijpen dat een goed boek meer biedt dan alleen maar vermaak. Dat er diepere lagen in kunnen zitten die over heel andere dingen gaan, dat je boeken kunt lezen als metaforen.

Natuurlijk is veel SF inderdaad gewoon ‘een spannend verhaal’. En ook daar is niets mis mee. De schrijvers die kans zien om ook nog diepere gedachten in hun boeken te stoppen vormen een minderheid, maar ze zijn er wel degelijk.

In de Encyclopedie gaat een hoofdstuk over SF als literatuur. De schrijver ervan, George Turner, definieert SF als ‘literatuur van mogelijke alternatieven’. Hij constateert dat wat een verhaal tot SF maakt vooral die mogelijke alternatieven op de voorgrond plaatst, en niet de personages in de vertelling. Dat maakt een literaire waardering lastig, al blijft er wel wat over. Tot mijn vreugde noemt hij één van mijn favoriete schrijvers als hét voorbeeld van een auteur die een geslaagde synthese wist te vinden: Ursula Le Guin.

Nu kun je natuurlijk ook nog een discussie voeren over wat dan precies literatuur is. Turner zwijgt daar over. En ook over de definitie van wat SF dan precies is kun je nog wel een boom opzetten, want ‘literatuur van mogelijke alternatieven’ laat nog een heleboel ruimte voor interpretatie. Turner zelf loopt een hele serie titels af en oordeelt hardvochtig dat een deel ervan feitelijk geen SF is, en dat wat wel SF is vaak hopeloos tekort schiet. Grappig genoeg begint Turner, die in 1916 werd geboren, zelf SF te schrijven ná dit essay uit 1977. Misschien heeft het iets in hem wakker gemaakt. De eerlijkheid gebiedt te zeggen dat ik nooit iets van zijn werk heb gelezen.

Ergens heb ik het gevoel dat ik destijds, toen ik de Encyclopedie doorwerkte, ook gedacht heb: later, als ik groot ben, ga ik echt goede SF schrijven. Dat is helaas nog toekomstmuziek, maar wie weet. Het zou in ieder geval een mogelijk alternatief zijn om de huidige tijd door te komen.