Mijn vader, die docent was aan beide hts’en in Utrecht, zei altijd dat er binnen een school maar een paar mensen écht belangrijk waren: de conciërge en de kantinebeheerder. Collega’s of directeuren konden je het leven lastig maken, maar als je de conciërge of de kantinebeheerder tegen je had hield het écht op.
Dit is het tweede deel in een meerluik.
Om eerlijk te zijn: het is me nooit helemaal duidelijk geweest wat de precieze functie van Sjaak was op onze school. Hij was er gewoon. Eigenlijk heette hij meneer Den Braber, maar wij mochten Sjaak zeggen.
Sjaak deed klusjes voor meneer De Groot, de conciërge. Hij deed ook klusjes op de administratie. En Sjaak bediende de stencilmachine.
Als er één apparaat is dat de jaren ’70 en ’80 sublimeert dan is het wel de stencilmachine. Het stampende geluid, de penetrante lucht van de inkt, de stencilvellen, ja zelfs de geur van de rozerode correctielak — het is een indringend tijdsbeeld.
Er zijn inmiddels generaties opgegroeid die niet weten wat een stencilmachine is, zoals er ook generaties zijn die de telefoon met draaischijf niet meer hebben meegemaakt. Telefoons met draaischijven zie je nog wel eens in een film die zich afspeelt vóór 1990. Maar noem eens drie films waarin een stencilmachine voorkomt…
De schoolkrant werd gemaakt op stencilvellen. Toen ik begon als redacteur waren dat nog folio-vellen, later werd het A4. Tekeningen moesten apart worden omgezet naar stencil, daar was een machine voor die uiteraard ook door Sjaak werd bediend. Dat was duur, dus dat mocht niet te vaak. Ik werd in die tijd erg bedreven in ‘letterkunst’, kleine versieringen die geheel met de typemachine gemaakt konden worden. Ik maakte ook een speciale koker om stencilvellen mee naar huis te kunnen nemen, waar ik er met mijn eigen typemachine op los kon hameren.
Meer dan eens zaten we in tijdnood met het afmaken van de schoolkrant. En niet zelden onderbrak Sjaak een lopend stencilwerk om de schoolkrant er tussendoor te doen. In het begin keek hij dan nog wel even schichtig de gang in, om te zien of er geen autoriteit was die hem op het subversieve van zijn daden zou wijzen. Maar al snel was zijn enig commentaar: “Dat doe ik er wel even tussendoor.”
Sjaak was geen groot spreker. Hij was ook niet groot van postuur. Maar hij had denk ik een groot hart. Voor ons was Sjaak in ieder geval een kleine grote held.