Zondag. Sportdag. Alleen heb ik m’n hele leven niet echt veel met sport gehad.
Van huis uit kreeg ik het ook niet mee. Bij ons ging de televisie uit als Studio Sport begon (of op een andere zender, toen de VPRO op zondag de vaste uitzendavond had).
Datzelfde vriendinnetje dat me aan het cricket bracht was wel zo’n fanatiekeling. Dan moest in de loop van de zondagmiddag de radio even uit als de uitslagen in het nieuwsbulletin voorbij kwamen, want dan had ze ’s avonds nog wat om naartoe te leven. Vaak kookte ik op zondag terwijl zij voor de tv hing.
Op school was ik ook niet zo van de gymnastiek. Individuele sporten, dat ging nog wel — een beetje. Maar teamsporten?
Ik was dat jongetje dat altijd als laatste werd gekozen bij voetballen of hockey of basketbal of softbal. Of als een-na-laatste, want dan was het mijn vriendje Ewout die de hekkensluiter was. Dan werden we ergens in het veld opgesteld waar we niet te veel in de weg liepen en ook anderszins geen schade konden aanrichten.
Bij het voetballen werden de meisjes naar een ander veld gestuurd, en hield de gymleraar zich vooral bezig met de jongens. Een klasgenote stelde voor dat Ewout en ik voortaan met de meiden mee zouden voetballen. We legden het voor aan de gymleraar, die ermee instemde op voorwaarde dat Ewout en ik dan wel altijd tegen elkaar zouden spelen. De rest van het seizoen heb ik een hoop lol gehad met voetbal, waarschijnlijk de enige periode in m’n leven dat ik er écht plezier in had.
Met het bord op schoot op zondagavond? Ook geen goed idee, maar dat heeft meer met mijn onhandigheid te maken. Ik zet het bord wel gewoon op tafel. En dan kijk ik niet naar Studio Sport.